Middledom

Opa Dekker in Canada

Herman de Jong

Hoofdstuk Een

Ik zet mij neder om over mijn wedervaringen in Canada te schrijven. Daar heb ik enige tijd verkeerd, vier weken lang. De tweede week van mijn verblijf aldaar, had mijn schoonzoon Pieter vakantie en derhalve zijn we met een grote kampeerbus op stap geweest. Daar kon zowat het hele gezin in slapen. Zulke bakbeesten zie je in Nederland niet!

Het was heel mooi in die prachtige Provinciale Parken. Je kampeert tussen de bomen zodat je de buren helemaal niet opmerkt. Bijna alle parken liggen aan het water, aan de Grote meren of de duizenden kleinere meertjes die je in Ontario vindt. Daar is Friesland nog niks bij!

Maar Pieter moest weer aan het werk en Maaike had ook enige bezigheden te verrichten, en zodoende mocht ik de derde week doorbrengen bij een verre neef van mij, woonachtig te Simcoe, Ontario, en daarna begaf ik mij naar de grote plaats Toronto, waar ik enige dagen logeerde bij een broer van Pieter. Die mensen hebben zich kranig van hun taak gekweten. Het zal toch zeker niet meevallen een wildvreemde man logies te verlenen.     

Natuurlijk deed ik mijn best mij zo goed mogelijk te gedragen. Ofschoon ik het flauwekul vind ging ik elke morgen netjes onder de does, net als bij Maaike thuis, en voorzag mij van schoon ondergoed. Nu moet ik er bijzeggen dat men hier vooral zomers nogal zweet. Vaak liep het zweet mij bij de rug omhoog, vooral toen ik nog mijn borstrok aan had. Maar Maaike zei: Pa, weg met dat ding, dat is ja veel te warm! Ik moest er wel even aan wennen zo luchtig rond te lopen. Maar al de derde dag voelde ik mijn jaren jonger…net of er iets van mij afgevallen was!

Bij die mensen waar ik logeerde heb ik meer afgepraat dan de laatste vijf jaar na mijn vrouw Geertje’s overlijden. Toen moest ik in een bejaardentehuis in Assen en daar wordt men soms wel wat eenzaam. Niet dat dat aan Assen ligt hoor. Wij praten tenminste nog een beetje vergeleken met de Groningers.

Mijn drie kinderen die in Nederland bleven wonen voorbij Overijsel, een helemaal in Maastricht tussen de Roomsen. Dat vinden ze niet zo erg, want mijn Maastrichter kinderen gaan zelden ter kerke…ik ben blij dat Geertje dat niet meer meegemaakt heeft!

Ze hebben wel allen auto’s, maar de reis naar Hooghalen kost zeker veel benzine. Ze bellen wel eens om te zien of ik nog leef. Het zijn wel hartelijke kinderen hoor, daar niet van, maar ik denk dat ze er tegenop zien met hun kroost een hele middag in mijn kleine kamer in het bejaardenhuis te vertoeven. En waar moet men dan over praten? De andere twee gaan ook zelden naar de kerk, dat valt slim tegen tegenwoordig in Nederland.

Wat was dat fijn bij Maaike! Daar kon ik tenminste mijn hart uitstorten en openlijk over het geloof praten. Ik zal maar zeggen: daar had ik ontvangst, want dat gezin leeft heel dicht bij God.

Maar ik moet verder. Het begroot mij nu tot de tenen uit dat ik mijn notitieboekje verloren heb in Canada en geen nieuwe gekocht heb. Ik dacht: zo lang zal ik niet meer leven om al die notities in een schrift uit te werken. Nu moet ik op mijn geheugen afgaan, en dat is niet al te best. Ik kan me dingen van jaren her drommels goed herinneren, maar wat er in het laatste half jaar gebeurd is haal ik nauwelijks tevoorschijn. Gek is dat…

Gelukkig heb ik een fijne vriendin in mevrouw Franken in het flatje tegenover mij. Zij zorgde voor mijn kanaries toen ik in Canada was en ik heb haar daarvoor uit erkentelijkheid een mooi platenboek over Canada meegenomen. Dat had ik niet moeten doen, zei ze, want we zijn toch op de wereld om elkaar te helpen. Maar, voor wat hoort wat. Mevrouw Franken is gepensioneerd verpleegster en kan niet nalaten op mijn gezondheid en vergeetachtigheid te letten. Ze weet precies wanneer ik naar de dokter moet en wanneer de vuilnisbak opgehaald wordt.

 Net als ik is ze Gereformeerd en verontrust. Daarom stappen we Zondags twee keer naar de Christelijk Gereformeerde Kerk, waar men nog geen water in de wijn doet. De anderen in ons tehuis zijn of ongelovig of niet meer goed ter been. Een poosje hebben Mevrouw Franken en ik geprobeerd deze mensen een bandje van de dienst te brengen, maar daar zijn we mee opgehouden, want die dominee daar is nogal aan de zware en lange kant met zijn prekerij…niet iets voor mensen die nog met melk gevoed moeten worden. Dan kunnen onze medebewoners beter naar E.O. op de televisie kijken, volgens mevrouw Franken. Ja, die programma heb ik in Canada wel gemist. De kerk verschijnt daar zeer zelden op de televisie, tenminste niet door de week…

Nadat ik die reis naar Canada maakte, zat ik me hier eerst stierlijk te vervelen. Om mij enigszins aan het werk te houden, raadde mevrouw Franken mij aan toch nog maar een schrift te kopen en daarin te gaan schrijven over wat ik wel allemaal beleefd heb. Ik kreeg duchtig op de kop van haar toen ik zei dat ik toch wel niet meer zo lang zo leven om dat geschrijf later nog eens over te lezen. Foei, zei ze, zo mag U niet praten hoor, ons leven is in de hand van de Heer, en U schrijft toch voor anderen? Maaike en Pieter en je andere kinderen vinden het vast leuk om dat straks te lezen. Ja, daar had ik zo niet aan gedacht.

En nu ik mij tot schrijven zet, valt het me alles mee! Ik denk ook dat het wel een goede oefening voor mijn hersenen is. Men wordt zo gauw seniel tegenwoordig op mijn leeftijd. En zo verdeel ik mijn dag een beetje. ‘s Morgens schrijf ik tot koffietijd, dan even wandelen, middageten, dutje doen en daarna verdiep ik me in het een of andere theologische boek. Men moet op de hoogte blijven waar de kerkelijke klepel klept.

Jammer dat die Kuitert en Wieringa de kerk de das om doen, het zijn zulke goede schrijvers. Mochten ze nog eens tot bekering komen….

En nu maar naar het volgende hoofdstuk, want ik merk dat ik over Canada nog niks heb geschreven!

SHARE THIS:

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *