Middledom

Opa Dekker in Canada

Herman de Jong

Hoofdstuk Twee

Zondagmorgen, zes uur…. Zoals gewoonlijk werd ik ook deze morgen weer vroeg wakker in de mooie kampeerwagen die Pieter ter gelegenheid van de vakantie gehuurd had. Ik moet wel zeer diep geslapen hebben want ik had het snurken van Maaike en het gepiep van Gerrit niet eens gehoord. Want dat was het eerste wat mij opviel als ik bij het krieken van de dag mijn gehoorapparaat in mijn rechteroor deed. Het horen en zien verging mij welhaast. Ik wist niet dat mensen zo luid konden snurken. Maaike maakt het meeste lawaai, want de veel tengere Gerrit met zijn ingevallen borstkasje kan zoiets niet versieren.             

Glimlachend luisterde ik naar dit morgen-concert, dat mij toch wel net zo lief was als het “Te Deum Laudamus” dat in Nederland ‘s Zondagsmorgens door de NCRV wordt uitgezonden, als de socialisten met hun AVRO of VARA tenminste niet hun goddeloze klanken door het luchtruim laten zweven.

Thuis in Hooghalen was ik nog wel wat blijven soezen, want veel is daar niet te doen zo vroeg in de morgen. Maar nu was ik met Maaike’s gezin op vakantie…een vakantie die bijna afgebroken werd omdat hun twee jongens haast in het oerwoud waren omgekomen. Ik sloot dankbaar mijn ogen en dankte de Here God nogmaals dat hij die twee lieve jongens bewaard had. Hij had alles zo wel had gemaakt. Ik nam me voor John en Steward vandaag extra te verwennen en veel aandacht aan hen te schenken. Ook nam ik me voor bij het opstaan mijn hoofd niet te stoten tegen het lage dak van de kampeerwagen. Ik moest Maaike absoluut niet wakker maken. Die had warempel na een hele nacht opzitten haar rust wel verdiend. Nimmer heb ik een moeder zo blij gezien. Haar lach schalde over het kamp toen de jongens heelhuids in het kampeerpark terugkeerden. Ik kan me voorstellen dat de andere kampeerders meelachten… Listen! (Dat betekend luister): dat is de dikke moeder van die twee jongetjes die zoek waren!

Voorzichtig deed ik het gordijntje open en keek naar buiten. Net als de vorige ochtend was het mistig. Misschien was dat altijd zo in deze streek waarin honderden meren verscholen lagen tussen het oerwoud en veel damp afgaven. Damp die vastgehouden werd door de bomen, want het is een al bos hier. Zo stelde ik me dat voor….

Nu moest ik oppassen dat het me niet in de rug schoot als ik uit het nauwe bed stapte. Het ging goed, en zachtjes aandoende graaide ik mijn kleren bij elkaar om die straks buiten aan te trekken. Even keek ik door de keuken-ruimte naar het voorste gedeelte van de bus waar Maaike en Gerrit sliepen. Ik ontwaarde een zeer hoge bult en daarnaast een miezerig klein heuveltje. In de hoge bult kwam plotseling beweging. Verdoold, je kon nou ook niet zo zachtjes doen of een vrouwmens hoorde het.

“Wat ben je nou ja weer vroeg op, Pa. Kon je niet slapen na al dat gedoe gisteren?” Ik fluisterde dat ik best geslapen had en dat zij als de weerlicht de kop weer onder de dekens moest steken. Wat ze dan ook deed. Ze moet direct weer in slaap gevallen zijn want nog geen dertig seconden later gromde ze weer als de grote joekel van boer Kamps die ik op mijn wandelingen hier elke morgen tegenkom en met mijn wandelstok tegen moet houden. Even later stond ik buiten.  

 Het was wel wat bedompt in de kampeerbus, want Gerrit heeft het gauw op de borst, dus alle raampjes dicht. Ik strekte mij uit en voelde nieuw leven door mij stromen. Ik sta er nog altijd verbaast over dat ik elke morgen weer wakker word op mijn oude dag. Tevreden en de Here dankbaar, voorzag ik mijn schrale lichaam van kleren en mijn hoofd van Assies’ pet. ‘k Moest de overjas ook maar aandoen, want de mist zette zich op mijn voorhoofd af als koud zweet. De bomen stonden roerloos, wind was er helemaal niet. Och, och, wat was het toch mooi hier. Overal prachtige kerstbomen. Toen ik de groentezaak nog bezat verkocht ik net zulke bomen tegen Kersttijd, want er zat een goede winst op! De stadsmensen uit Groningen en Assen dachten dat ze op het platteland goedkopere boompies konden kopen dan in de stad. Dat dachten ze tenminste! Ik ging meestal twee gulden onder de gangbare prijs… per slot van rekening verreden die kopers heel wat benzine.

Ik haalde mijn gebit uit de zak van mijn colbertje en reinigde het met mijn tandenborstel onder een straal water uit het blauwe watertankje. In Hooghalen is mevrouw Franken daar heel precies mee. “Foei Johan, je hele ontbijt zit nog tussen je tanden.”  Maar je kunt wel aan het poetsen blijven. Ik vertik het om het te doen na het koekje bij de koffie of de middag thee.

Ziezo, nou zat ik weer helemaal in elkaar. Langzaam liep ik het grindweggetje op om mijn krakende botten weer goed in de olie te zetten. Het beste middel tegen reumatiek is nog altijd levertraan, waar ik elke morgen drie lepels van neem. Onbegrijpelijk hoe dat spul zo gauw bij je gewrichten kan komen.

Het was doodstil in het kamp. Canadezen zijn langslapers, vooral als ze met vakantie zijn. Tegen tien uur komt er pas wat leven in de brouwerij. Maar ons gezinnetje moest om negen uur al paraat zijn omdat de kerk om tien uur begon. Een Gereformeerde kerk (CRC) was er niet in dit plaatsje. Maaike had besloten dat we dan maar naar de Presbyteriaanse kerk moesten gaan, die stond het dichtst bij hun eigen kerk, ofschoon er volgens haar in die kerken wel wat veel kaf onder ‘t koren zat. Misschien troffen we een korenkerk…

Zachtjes “De Heer Is Mijn Herder” fluitend liep ik verder. Kijk nou toch es…daar was toch al iemand op. Een nogal dikke meneer zat in zijn pyjama aan de picknick tafel een sigaretje te roken. Ik versnelde mijn pas zodat ik hem vlug voorbij kon lopen. Van de weeromstuit begon ik “Ik Wil U O God Mijn Dank Betalen” te fluiten. Wat was ik verrast toen ik een forse stem hoorde zeggen: “Dat zit niet goed hee, Opa, zo’n lied moet je zingen aan het einde van de dag.…aan de avondstond.” Een Hollander!  Maaike had het al gezegd: er kamperen bosjes Hollanders hier.    

De meneer stond op en liep naar me toe. Ik zag dat hij moeilijk liep. Hij hield zijn hand op de rug, zoals mensen doen die het in de rug is geschoten. “Ik dacht het al,” zei hij met een pijnlijk gezicht, “een meneer met zo’n fijne pet op moet wel een Nederlander zijn… Een Gereformeerde Nederlander, heb ik het goed? Kom erbij zitten man, ik heb de koffie klaar! Ik ben Jan Stadlander.”

Nou, ik voelde me direct thuis bij die meneer, ook al omdat hij wat ouder was, ofschoon hij bij lange na niet mijn rijpe leeftijd bereikt had. Van het een kwam het ander… hij vertelde me bijna zijn hele levensgeschiedenis. Zo’n verhaal geeft wel een goed beeld hoe het sommige emigranten in Canada vergaan is, en daarom ga ik daar nu maar even over schrijven.    

Jan Stadlander… een geboren Groninger. Maar zijn ouders waren geboren en getogen Amsterdammers, vandaar dat hij wat beter van de tongriem gesneden was dan de doorsnee Groninger. Hij vertelde dat hij al op 14-jarige leeftijd Zondagsschool-onderwijzer was. Op een jaarvergadering van de Knapenvereniging had hij zo maar voor de vuist weg een verhaal afgestoken, en de voorzitter van de Evangelisatie Vereniging vroeg hem nog diezelfde avond of hij verhaaltjes aan buitenkerkelijke kinderen wilde vertellen.

Hij was toen op de HBS en wist eigenlijk niet wat hij wilde worden. Hij hield veel van muziek en had een paar jaar orgel les gehad. Als 12-jarige jongen speelde hij al in een klein kerkje, maar kreeg pas goed de smaak te pakken, toen hij op een schitterend oud kerkorgel mocht spelen. Weer ging hij les nemen, maar na een half jaar werd dat afgebroken omdat de oorlog uitbrak.

  Maar ja, muziek betekende armoe. Er was geen Gereformeerde Kerk die een organist een fatsoenlijk honorarium gaf, dus ging hij voor onderwijzer studeren aan de Kweekschool met de Bijbel in Groningen. Maar toen hij in de laatste klas het eigenlijke lesgeven moest beoefenen, drukte het hem zwaar dat hij nu zijn hele leven voor een klas zou moeten staan, daarvoor had hij een te avontuurlijke geest.

Toen hij een meisje ontmoette die op het punt stond met haar ouders naar Canada te emigreren, trok hij haar achterna, nadat hij in de zomer van 1953 zijn onderwijzersdiploma gehaald had. Met de hakken over de sloot, want hij had het studeren voor het eindexamen al opgegeven. Maar zijn vader had erop gestaan dat hij eerst dat examen moest doen. Misschien dat hij met hangende pootjes terug zou komen. In Canada zou hij fijn van een onderwijzersloopbaan af zijn. Misschien kon hij genoeg sparen om aan het Conservatorium in Toronto muziek te gaan studeren. Maar de mens wikt, God beschikt! Nog geen half jaar in Canada, werd Jan organist in een grote United Church en tegelijkertijd verpleger in een Psychiatrisch Ziekenhuis. Nu kon hij kon naar harte-lust orgel studeren en kreeg er bovendien heel goed voor betaald, want er was een enorme schaarste aan organisten in Canada. Hij verdiende zoveel dat hij al gauw een spiksplinternieuwe Volkswagen kon kopen.   

In de Inrichting ontmoette hij een veel oudere man, die in Nederland Hoofd der School geweest was. Een jaar later, in 1954, werd deze meneer hoofd van de derde Christelijke School in Canada. Er zouden er nog heel wat volgen, allemaal opgericht door emigranten van Gereformeerde huize.

Jan bleef contact houden met de aardige oude leraar, die echter niet zo tevreden was met zijn nieuwe baan. Hij verdiende weinig, want het was een malaise tijd, en de beurzen van de ouders konden hun uitstekende beginselen niet bijhouden. Bovendien had hij zestig kinderen in zijn klas, hetgeen het lesgeven zeer bemoeilijkte. Maar wacht eens…was Jan Stadlander geen onderwijzer? Het Hoofd der School zei: als jij nou es de lagere klassen van mij overnam, dan zou het een stuk beter gaan.

Jan stribbelde tegen. Hij was niet naar Canada gekomen om onderwijzer te worden! Maar toen het Hoofd hem erop wees dat hij zijn door God gegeven roeping niet mocht verzaken, gaf Jan schoorvoetend toe. Ondanks zijn ietwat wispelturige natuur zaten de Gereformeerde beginselen er goed bij hem ingeheid. Misschien was het ook wel mooi werk iets nieuws op te bouwen. Bovendien, was de Christelijke School niet een van die gebieden waarin Christus Heer en Meester was?

Zijn salaris was $1200.00 per jaar, net genoeg om zijn kostgeld en de maandelijkse afbetalingen op zijn nieuwe Volkswagen te kunnen betalen. Gelukkig kon hij zijn organisten baan aanhouden zodat hij wat achteruit kon leggen om meubels te kopen, want eens wilden ze toch wel es een keer trouwen. Maar op een Zaterdagavond lag er een briefje voor hem in zijn kosthuis. Een briefje van de kerkenraad van de nieuwe Christian Reformed Church waar hij met zijn verloofde lid was. Hij mocht die Zondag niet aan het Avondmaal omdat hij in ‘s morgens voor geld in een andere kerk speelde. Weg organistenbaan! Om toch nog een zakcentje te hebben, dirigeerde hij twee koren. De auto zat hem nu lelijk in de weg, maar hij moest hem wel aanhouden, want elke schooldag moest hij vele kilometers rijden om zeven kinderen op te halen en terug te brengen. Hij kreeg daar geen vergoeding voor. Toen hij zijn autoverzekering moest hernieuwen had hij het geld er niet voor klaar liggen. Geen nood het Schoolbestuur zou wel bijspringen. Maar aan het eind van het schooljaar moest hij dat geld netjes terugbetalen! Jan was voor het eerst in aanraking gekomen met de keiharde wereld, en nog wel een keiharde christelijke wereld.

Toen hij aan het eind van het schooljaar solliciteerde naar een andere school waar hij twee keer zo veel kon verdienen, – maar toch nog de helft minder dan onderwijzers in Openbare Scholen – zodat ze konden trouwen, nam het bestuur hem dat heel erg kwalijk. Hij diende de Mammon!  Zelfs toen hij leraar was in de volgende school, zette het Bestuur van de eerste school de smeercampagne voort.                             

Vier jaar bleef Jan in de tweede School en elk jaar ging zijn salaris met $200 omhoog. Maar bijna elk jaar kwam er ook een kindje bij, want in die tijd was er van geboortebeperking geen sprake, ja het werd zelfs voor zondig gehouden de natuurlijke gang van zaken tegen te werken. Het gevolg was dat na vier jaar de geldnood zo hoog was gestegen dat Jan naar ander werk moest uitzien. Hij werd weer organist, gaf private muzieklessen en haalde in de zomervakanties het diploma muziekonderwijs zodat hij in Openbare Scholen les kon geven. Maar een kerk waar het volle evangelie niet gebracht werd, en scholen waar geestelijke liederen niet gewaardeerd werden, deden afbreuk aan Jan’s werkvreugde. Diende hij de Heer op de juiste plaatsen? Weer spraken de beginselen mee!

Hij ging terug naar de Christelijke School waar hij eerder geweest was, maar nu gaf hij er ook muziekles. Een grote verbetering voor die school, want goed muziekonderricht komt het laatst aan bod in scholen die volledig door ouders betaald worden, zonder enige steun van de overheid. Hij zakte wel $3000 in salaris, maar nu zat hij weer in een vertrouwde omgeving. Pas veel later ontdekte hij dat de schoolschoonmaker $200 meer verdiende dan hij….voor veel minder werk. Dat was nog de tijd dat het werken met je handen meer gewaardeerd werd dan het werken met je hoofd. Professoren aan het Calvin College verdienden minder dan fabrieksarbeiders die in de ‘union’ zaten.              

Maar onze vriend Jan ging niet bij de pakken neerzitten. In de lange zomervakanties werkte hij bij een timmerman om zijn salaris wat aan te vullen, want er waren nu vijf kindertjes, en na schooltijd restaureerde hij oude piano’s in een muziekzaak. Bovendien speelde hij nu ook weer in een niet-Gereformeerde kerk, waar men een organist op zijn waarde schatte en hem daarnaar betaalde. En toen kwam de grote omkeer…!

Jan raakte totaal overwerkt en kreeg een geduchte zenuwinzinking. Het duurde bijna een jaar voor hij weer kon werken. Hij maakte van deze gelegenheid gebruik om het onderwijs voorgoed vaarwel te zeggen. Toen hij ging trouwen had hij zelf -uit nood- de nodige meubels gefabriceerd. Hij was handig genoeg! Hij bouwde een schuurtje en begon een stoffeerderij. Het duurde ongeveer een jaar voordat hij dit vak goed onder de knie had, maar toen ging het dan ook uitstekend. Zijn zoons waren nu grote kerels geworden, en konden hem helpen met het transporteren van de meubels. Op de duur kreeg hij zoveel werk dat hij het eigenlijk alleen niet meer aan kon. Al die jaren had hij gesukkeld met zijn rug. Dat was al begonnen toen hij als een jonge onderwijzer in de zomervakanties ongewoon zwaar timmerwerk moest doen. Toen zijn zoons allen het ouderlijke nest hadden verlaten, was het ook gedaan met het stoffeerdersbedrijf, want zelf kon hij de zware meubels niet versjouwen. Na weer zes weken plat op zijn bed te hebben gelegen, adviseerde een specialist dat het tijd werd dat hij naar lichtere werkzaamheden moest gaan zoeken. Dertien jaar was hij stoffeerder geweest, en de volgende tien jaar werkte hij nog als ‘fundraiser’ en ‘development director’ voor twee christelijke organisaties. Ondertussen had hij zich nog een paar keer door diepe depressies moeten worstelen. De grootste helft van het jaar vergalde de rugpijn zijn leven.

Tien jaar lang trok hij door heel Ontario om in kerken en tot groepen geïnteresseerde mensen te spreken. Daar kwam een eind aan toen de laatste organisatie waarvoor hij werkte zich door zijn doen zo enorm had uitgebreid, dat men een computer aan moest schaffen. Jan werd te oud bevonden om zich daarin ook nog te bekwamen en men schoof hem abrupt aan de kant. Dat kunnen zelfs hoogstaande christelijke bestuursleden een medemens aandoen. Hij was nu met vervroegd pensioen, speelde nog altijd orgel in een Anglicaanse kerk.

Een veelzijdige loopbaan! Iedere emigrant zal het zo niet vergaan zijn, maar volgens Jan veranderden velen nogal eens van positie. Veel emigranten werden vroeger maandenlang ‘afgelegd’ door fabrieken, en gingen ander werk zoeken.

Ik zei zachtjes: Jan, jij hebt heel wat meegemaakt. Maar hoe staat het nu met je geloofsvertrouwen? Ben je een geknakt riet geworden? Even keek hij me doordringend aan vanonder zijn borstelige wenkbrauwen. Toen zei hij: kent U het vers “Zo ik niet had geloofd dat in dit leven?”

  Ik keek op mijn horloge en schrok. Verdoold, het was al tien over negen. “Nou, moet ik maar gauw terug,” zei ik, “want het gezin maakt zich gereed om naar de kerk te gaan.” “Zo mag ik het zien,” zei Jan lachend, ” wij gaan ook, hoor, er is hier een prima dominee in de Baptisten kerk. Ik vertelde hem dat wij naar de Presbyteriaanse kerk zouden gaan. “Ieder zijn meug, Johannes, maar dat wordt daar een preekje over de mooie natuur, bloemetjes en vlindertjes. Ook wel es leuk hoor voor een keer…”

  Een uur later ontmoette ik de Stadlanders weer. Ze zaten twee rijen voor ons in het kleine Baptisten kerkje. De vakantiegangers kregen een kans een steentje bij te dragen aan de liturgie. Zo mocht ik daar “Er Ruist Langs de Wolken” zingen, want de dominee stond erop dat buitenlanders ook mee zouden doen. Ik keek naar Jan Stadlander. Twee grote tranen biggelden over zijn wangen. Toen ik weer ging zitten snoot Maaike haar neus zeer krachtig. Zoiets valt niet op in een grote CRC kerk, wel in een pieterpeuterig kleine Baptisten Kerk.   Ik dacht dat ik met het verhaal van Jan Stadlander een beetje weer kan geven welke moeilijkheden zich kunnen voordoen als men gaat emigreren. Volgens mij had deze meneer veel beter in Holland kunnen blijven. Het is wel merkwaardig dat ik gedurende mijn kort verblijf in Canada nog een muzikant ontmoette die in Canada een nog moeilijker bestaan had dan Jan Stadlander. Veel ben ik niet gewaargeworden van die man. Eigenlijk waren Jan Stadlander en Jan Asssies de enige mannen die mij hun levensgeschiedenis toevertrouwden. En dat is maar goed ook…dit schrift zou anders veel te gauw vol worden!  

SHARE THIS:

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *