In Simcoe (Ontario) logeerde ik bij een neef die ik in veertig jaar niet gezien had. Dat kon, want alle kinderen waren de deur uit en er waren bedden genoeg om op te slapen en ik had er maar een nodig. Die neef zat vroeger in Zwolle tijdens de oorlog op het distributiekantoor en als je eens ambtenaar geweest bent, valt elk ander werk moeilijk, dus was hij in Canada maar bij de verzekering gegaan. Nu doet hij niets meer. Zolang de honderden mensen die hij in vroegere jaren verzekerde hun premies maar blijven betalen, krijgt hij daar een percentage van. Dat zit wel snor met mijn neef Jan Dekker!
Ook hier ging ik ‘s morgens aan de wandel en dronk koffie bij Tim Horton of McDonalds. De koffie bij Tim Hortons is beter. Daar kun je ook ‘Dutchies’ kopen, van de Hollandse oliebol afgekeken, denk ik. Maar ze zijn vierkant…
Op een van mijn wandelingen deed zich iets leuks voor. Dat moet ik dus wel even verhalen.
Ik ben een man van mijn tijd. Nadat ik een keer verdwaald was, had ik altijd een stadskaartje bij me. Er is niets vervelender dan te verdwalen in een vreemd land! Raakte ik toch in de war, dan klampte ik de eerste de beste politieauto aan, zette mijn meest droevige gezicht, haalde een paar keer mijn zakdoek langs mijn ogen die van ouderdom toch altijd al een beetje tranen, en steeds werd ik fijn thuisgebracht.
Op een goeie morgen was ik een heel eind het stadje uitgewandeld en toch nog weer verdwaald. Ik was, in gedachten verzonken, veel te ver gelopen, totdat ik ontdekte dat het stadskaartje de lanen in de omgeving helemaal niet aangaf. Het was bloedheet en ik zag er als een berg tegen op die lange weg terug te moeten lopen. Als ik nu eens een auto aanhield om terug te liften?
Ik ging lekker in de schaduw van een boompje zitten wachten en stak steeds mijn duim op als er een auto voorbijkwam. Maaike had mij streng verboden ooit te liften. Je maakte van alles mee in Canada, zei ze, alsof de hele bevolking uit boeven bestond.
Er stopte echter geen auto. Had dan niemand medelijden met een moede oude man? In de verte zag ik een politieauto aankomen. Die herken je direct, want ze hebben nogal een gevaarte boven op het dak. Ik sprong op en zwaaide verwoed met mijn arm. Natuurlijk stopt elke agent als hij een mens in nood ziet. In mijn beste Engels legde ik hem uit dat ik verdwaald was. “You are a Dutchman?” vroeg de agent. Laat hij nu ook een Hollandse jongen zijn…tweede generatie! Nou, toen was het natuurlijk direct voor elkaar. Zijn naam was Mus en zijn familie kwam uit de provincie Groningen. Hij wist niet precies waar zijn ouders vroeger gewoond hadden…het had iets met Pekel te maken, dacht hij. Vooral zijn moeder was in Canada rustig doorgegaan het Gronings dialect te gebruiken, dus kon deze rustige, forsgebouwde agent het Gronings heel goed verstaan, alhoewel hij het niet zo goed sprak. Hij wilde met alle geweld dat ik Drents tegen hem zou praten en verbaasde zich er over dat hij het goed kon begrijpen.
Ik heb deze jongeman nog van een gewisse dood kunnen redden. Dat kwam zo…!
Ik merkte best dat hij het plezierig vond een Hollander in zijn auto te hebben. Simcoe is nu niet bepaald een grote stad, dus had hij me binnen tien minuten thuis kunnen brengen. Die tien minuten werden 30 minuten. Misschien had hij anders niet veel te doen in zo’n rustig plaatsje ….
Nou, in zo’n half uur kun je heel wat mopjes vertellen, want het was hem er ducht me om te doen zijn eigen grapjesvoorraad met die van mij aan te vullen. Hij was een vrolijke agent …dat zag je zo!
Zo vertelde ik hem over de Groninger boerenknecht die ‘s morgens met een nieuwe fiets het erf van zijn boer opreed. De boer zei ‘Moi’ en even later “nieuwe fiets?” De knecht gromde: ja. Tot aan het middageten werd er niet meer over de fiets gesproken. Pas toen zei de boer: n mooie fiets. De knecht gromde ‘joa’. ‘s Middags bij het theedrinken vroeg de boer: hou duur? De knecht antwoordde: tweehonderd. Aan het einde van de werkdag zei de knecht tegen zijn baas: ‘k wil hier weg. De boer vroeg: waarom? De knecht gromde: al dat gelul over die nieuwe fiets…!
O, o, wat had agent Moes een schik! Hij begon zo hard te lachen, dat zijn auto gevaarlijk over de weg begon te slingeren. Bijna had ik hem het stuur ontnomen, maar dat doe je niet in een politieauto.
Je hebt van die mensen die over hun toeren raken als ze goed lachen en dan niet weer op kunnen houden. Zulks was het geval met agent Moes. Hij zette zijn auto aan de kant van de weg en liep even later krom van het lachen op de drukke verkeersweg. Laat er nu een grote truck aan komen razen met daarnaast een personenauto die wil passeren Ik dacht: drommel, dat gaat ja verkeerd, en wipte zo vlug ik kon de auto uit. Net op tijd kon ik agent Moes op de berm trekken. Hij keek me even verwonderd aan en toen hik lachte hij door. Toen hij eindelijk tot bedaren kwam zei hij: “och man, zo ging het bij ons thuis vroeger net zo precies. …mijn pa was net als die boerenknecht. Waarom drie woorden gebruiken als hij ‘t in twee kon zeggen?”
Zondagsmorgens zag ik agent Mus in de kerk met zijn vrouw en drie kleine kindertjes. Na de dienst wordt in de meeste Canadese Gereformeerd kerken de gemeenschap der heiligen voortgezet onder het drinken van een bakje koffie, iets waar de Nederlandse Gereformeerden in te kort schieten… daar vliegt iedereen direct naar huis alsof er in elk gezin een pannetje soep staat aan te branden.
Agent Mus kwam direct naar me toe en we hadden nog wat naschik. Niemand keek verwondert toen zijn vrolijke lach door de kerkruimte schalde. Ze kenden hem wel een beetje!
Leave a Reply