Middledom

Opa Dekker in Canada

Herman de Jong

Kamperen Met Opa

Zo kwam Opa Donderdag morgen weer thuis, na hartelijk afscheid van de verpleegsters genomen te hebben. “You are all darlings,” zei Opa ontroerd. “you take very good – wat is dat woord, Maaike?- o, ja, care for me. Me wil dat not forget, bye bye!” Hij had naar al de bloemen in de auto gekeken, haast nog meer dan bij Moeke’s begrafenis….

Hij moest het vandaag nog rustig aan doen, had dokter de Vries gezegd, en vooral niet vergeten een week lang elke dag zijn medicijnen in te nemen. Hij voelde zich nu al bijna weer normaal, wel een beetje slap in de benen, maar wat wil je: hij had immers haast twee dagen in bed gelegen.

“He, he, daar zijn we weer,” lachte Opa blij, toen Pieter heel voorzichtig de auto parkeerde in de ‘driveway’, want daar stond een enorme kampeerbus. “Tjonge,” vroeg Opa, “wat ga we daar nou mee doen, Pieter?”

Pieter had het voor een weekje gehuurd van een vriend die nog beter gesitueerd was dan hijzelf. Opa kon er niet over uit…zo’n prachtig rijdend huis. “Kunnen we daar nu allemaal in slapen?”  Maaike zei dat de jongens een tentje meenamen, die wilden niet bij al die oudere mensen in. “Nou,” zei Opa, “ik geef ze groot gelijk, want dat zal wel een gesnurk worden van jewelste.”

Pieter had vandaag al weg willen rijden, maar vanwege Opa’s nakuren, gingen ze nu morgen pas aan de rit. Dat was nu eenmaal niet anders. Pieter was eigen baas, die kon wel een paar dagen aan zijn vakantie vastplakken.

Opa ging maar weer foto’s inplakken. Hij moest veel drinken, en Maaike had een fles Ginger Ale op de tafel gezet. Opa had liever koffie gehad…hij hield niet van dat prik-spul. Maar Maaike had gezegd dat er niks beters was voor mensen met blaasontstekingen, en Maaike zou het wel weten. Jolanda kwam Opa helpen. Veertien jaar was ze nu en op weg vrouw te worden. Wat leek ze toch veel op Moeke, dacht Opa, dezelfde zachte lieve ogen en volle rode lippen. Ze had zelfs Moeke’s lange hals. Opa’s handen stonden stil en zijn ogen bleven op Jolanda gericht. Moeke… hij miste haar nog zo!

Geertje woonde op een ander dorp, en eens, toen hij met de fiets het dorp naderde op een Zaterdagavond, lagen drie dorpsjongens in de slootwal op hem te wachten. Ze sprongen tevoorschijn, messen in de hand. “Ie blieft van ons wichtje af,” gromde er een, “vooral van ons mooie wichtje.”  Hij wist dat dit stond te gebeuren, en was erop voorbereid. Het had hem twintig gulden gekost…daarmee konden die ruwe knapen verscheidene avonden vrij drinken in het dorpscafé. Nadien hadden ze hem niet meer lastiggevallen…

“Come on, Opa,” zei Jolanda, “you have to do some work too.”  Kon hij haar dat verhaal nu maar vertellen, maar dat ging nu eenmaal niet met zijn beperkte Engelse woordenkeus. “OK, Jolanda, I was thinking of your Oma, want you so much look after she.” Hij liet haar de foto’s zien toen Moeke nog een jong meisje was. Jolanda begreep het direct. Opa had haar een lange poos peinzend aangekeken, dus dat was het, hij had haar vergeleken met Oma. “She was very, very beautiful,” zei Jolanda zacht. Ze keek naar de foto’s van de jonge vrouw en bijna zag ze zichzelf daar staan. “And you are beautiful also,” glunderde Opa, en legde even zijn geaderde oude hand op de hand van het meisje.

Maaike kwam binnen. “Wou ie vanavond nog bezoek, Pa, een hele rij mensen hebben gebeld of ze voor een half uurtje koffie konden komen drinken. Maar ik weet hoe dat gaat, vooral als ie op de praatstoel komen, dan blijven ze plakken.” Opa keek lachend naar zijn welgevormde dochter. “Plakken meid, plakken doen we nou al. Wat ik nou vanavond graag wou doen is over vroeger en Moeke vertellen aan de kinderen. Ze weten ja zo weinig van ons af. Als ie mij nou helpt bij het vertalen.” “Nee hoor, dat kan Pieter beter doen, die is hier immers op school geweest,” zei Maaike. “Nou, dat is mij ook wel goed, hoor…”

Toen Maaike met Opa alleen was vroeg ze hem of hij dat nou wel zou doen. “Ik schrei vast de hele avond, Pa, en ie erbij!” “Och kind,” zei Opa, “het is nou immers alweer vier jaar geleden dat Moeke stierf en ze heeft het ja zo mooi bij Jezus. Als ik aan Moeke denk tegenwoordig, is het aan de tijd dat ik nog in ‘t veen werkte, en aan de tijd dat ik weer bij haar zal zijn. Kun je je dat voorstellen? Als ik haar toen niet gehad had, was ik de Johannes Dekker niet worden die ik worden ben. Ik zeg dat wat raar, maar ie begrijpt mie wel…

‘s Avonds zat Opa met de kinderen naar een mooi televisieprogramma te kijken. Hij begreep er wel niet veel van, maar het verhaal speelde zich af in de Canadian Rocky Mountains. Dat was dus ook Canada, nou, daar zou hij best eens naar toe willen. “Hoe ver is dat nou bij ons vandaan, Pieter, dat kunnen we zeker niet berijden, wel?” “Dat heeft ie goed bekeken, vader,” lachte Pieter.

“En nou de televisie uit, kinderen!” Maaike zwaaide de kamer binnen met grote koppen koffie en glazen vol met Coca-Cola. “Opa gaat ons een verhaal vertellen en jullie Pa is aangesteld als translateur.” Dat zal wel wat worden, mompelde Pieter. “Wat zeg ie daar?” riep Maaike fors, “je gaat mooi naast Opa zitten en Opa gaat door jouw mond praten, niks geen gezeur!”

‘s Avonds laat, toen Opa en de kinderen naar bed waren, wou Maaike nog een wandeling maken. “Ga je mee, schat,” zei ze tegen Pieter. Een avondwandeling was een ongewone bezigheid voor Maaike, dacht Pieter, maar zoals altijd, zou ze er wel een reden voor hebben, ze wil natuurlijk praten, een soort nabetrachting houden over Opa’s verhaal. Hij had vaak zijn uiterste best moeten doen een brok in zijn keel terug te duwen, terwijl hij ingespannen vertaalde. Wat wist hij toch weinig af van Pa’s verleden. Nu had hij pas begrepen hoe bitter dat verleden geweest was.

Ze liepen door de koele avond. “Hoe is het mogelijk he, dat er zo’n tijd geweest is,” zei Maaike, “geen wonder dat Pa daar liever niet aan denkt. Wat leven we nu in een heel andere tijd.” “God zij dank, gelukkig wel,” zei Pieter zacht. Toen liepen ze zwijgend verder, en hun gedachten cirkelden om hun lieve vader…

Elf jaar was Opa toen zijn vader hem meenam naar het veen. De hoog opgeladen kruiwagens met turf, waar het jongetje nauwelijks overheen kon kijken. Werken van ‘s morgens zes tot ‘s avonds laat in de gloeiende zon. Dan kwam de herfst, de koude natte herfst. Klompen met stro erin, klompen die wegzakten in de moerassige grond. Kleren waar de wind doorheen waaide. De winters, als de vorst in de grond zat en het hele gezin zonder verdienste thuiszat. Aardappels eten, altijd maar weer aardappels met stip eten. De 15-jarige jongen die nu turf moest steken en tegen volwassen kerels op moest werken. De veenbazen die altijd op de loer stonden of er ook gewerkt werd. Bij het geringste verzuim konden de arbeiders ophoepelen. De heren eigenaars voor wie arbeiders en veenbazen bogen als knipmessen. Zondags niet naar de kerk kunnen omdat hij geen fatsoenlijke kleren had. De zedeloze praat aanhoren van medearbeiders, die soms wel, soms niet kerks waren. Er groeide een diepe haat in hem. Zelf verruwde hij ook, deed mee aan de vieze praat, lachte smakelijk om schunnige grappen. Gedaan was het met het bidden tot een Hemelse Vader, die altijd zorgdraagt. Als hij Zaterdagsavonds zijn loonzakje kreeg, stormde hij met de anderen mee naar de cafés, luisterde naar de socialisten. Kon zich niet begrijpen hoe zijn vader nog antirevolutionair kon zijn…Colijn? Ze moesten die kerel aan de eerste de beste boom ophangen, al de steenrijke veeneigenaars? Verzuipen moesten ze in hun eigen veenputten.

Toen had hij verkering gekregen. Moeke had met een glimlach naar hem geluisterd als hij zijn haat uitte, en langzaam had haar liefde die haat uit zijn ziel verbannen. “Ga dan wat anders doen,” had ze gezegd, “de Here heeft je een goed stel hersens gegeven.” Maar toen ze trouwden werkte hij nog in het veen, ofschoon werkomstandigheden toen wat beter geworden waren.

De depressie…de werkloosheid. Potloden en andere snuisterijen leuren in de stad. Maar er waren er zoveel werklozen die dat deden. Van de zeer kleine verdiensten was hij weer gaan drinken…kwam weer met lege handen thuis. Moeke die toen het wasgoed voor de rijkere mensen in het dorp ging doen… daarvan moesten ze vaak rondkomen, met misschien een gulden van de diaconie er bij.

De Werkverschaffing. Werken in een polder ver van huis. ‘s Maandagsmorgens vroeg met de bus weg en Zaterdagmorgens met de bus terug. Maar altijd weer ving Moeke hem op met haar liefde. Zaterdagsavonds zongen ze met elkaar… o, Moeke kon zo mooi zingen…weet je nog Maaike? Er ruist langs de wolken, een liefelijke Naam…

Maaike stond stil en Pieter wist dat ze schreide. Hij trok haar naar zich toe en zei: stil maar, stil maar, wichtje… Hij verwonderde zich dat, als hij de taal der liefde sprak, het gemakkelijker ging in de moedertaal.

SHARE THIS:

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *