Dinsdagsmorgen, elf uur. Maaike had zich al ettelijke keren de trap opgehijst, want Pa bleef maar in bed. Ze had zijn slaapkamerdeur opengelaten, zodat ze hem, vanaf de overloop, kon zien. Ze was zelfs een paar keer voorzichtig verder de slaapkamer binnen gegaan, om zich te vergewissen of Pa nog ademde. Je kon het nooit weten…Maar zijn ademhaling was regelmatige, ofschoon erg licht.
Nog maar eens een keer naar boven. Goed zo…deze keer lag hij met de open ogen, de handen op zijn borst gevouwen. Opgelucht zei Maaike: “Man, man, ie slaapt ja maar door, hoe kan dat nou, ben je nou ineens zo moe, Pa?” Ze gaf hem een kusje op het voorhoofd. “Wou je nog een poosje langer blijven liggen?”
Dat was Opa’s eer te na. Als hij wakker werd was het meteen de benen op de vloer, want elke dag was immers een gave van God, en zo’n dag moest je ten volle beleven, vooral als je met vakantie was. Het mocht wat…hij was immers altijd met vakantie als gepensioneerd groentehandelaar…
“Weg wezen, kind,” zei Opa,” ik moet een andere borstrok aantrekken, en ik ben nou niet bepaald trots op mijn ingevallen borstkas en hoge rug. Maak mij maar een lekker bakkie koffie klaar en ‘n boterham met bruine suiker…ik kom er zo aan!”
“Dat gaat zo maar niet, Pa,” lachte Maaike, ” u gaat eerst een douche nemen hoor, want ie stinkt als een beerput van al dat zweten in dit warme weer.” “Moet dat nu werkelijks, Maaike, ik kan mij ja net zo goed een beetje afspoelen bij het kraantje.” “Dat doe je in Holland dan maar, hier moet je zomers elke dag een bad nemen.” “Vooruit dan maar,” lachte Opa glunder, “maar wacht even, ik moet eerst naar de WC.” “Da’ kun je in een reis afdoen Pa, ‘t is allemaal ja in hetzelfde kamertje…”
Weer beneden, hoorde ze hem zingen…het hijgend hert der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar ‘t genot. Hoe kan dat nou toch, dacht Maaike, terwijl ze met blote voeten op de koele marmeren tegels van de keukenvloer liep, waarom voel ik me zo blij als Pa bij me is? Blijer als met Pieter? Ze wist het wel…het was zijn vrolijke natuur, maar ook de herinnering aan vroeger. Ze had zo’n mooie jeugd gehad immers. Nooit een kwaad woord van Pa, en een stille zachte moeder, die met haar ogen kon zeggen wat haar mond niet zei. Een moeder die je aan haar hart drukte, door enkel maar naar je te kijken.
Opa zat van zijn koffie en boterham te genieten. “U bent vannacht wel wat heen en weer geweest, Pa, kon je niet in slaap komen?”
Zal ik het haar zeggen, dacht Opa, misschien is het ja maar van tijdelijke aard. Maaike ging bij hem aan tafel zitten en keek hem doordringend aan. “Ie hebt wat, Pa,” zei ze zacht, “wou ie het mij vertellen?”
“Vooruit dan maar, je moet van je hart ook geen moordkuil maken. Ik moest vannacht haast om het half uur plassen, ik denk dat er wat loos is daar beneden, want da’s me nog nooit eerder overkomen. Ik heb slim veel drang op de waterleiding, als ie begrijpt wat ik bedoel… misschien dat mijn hele lichaam wat te vochtig geworden is, want met dit warme weer drinken jullie hier ja als slootgravers…”
Maaike besloot dat, als Pa nog zo’n verhaal af kon steken, het wel niet zo erg zou zijn. “Misschien een kleine blaasontsteking, Pa. Dat heb ik ook wel es had. Ik denk haast dat ik nog pillen in huis heb. ‘k Zal es even in mijn medicijnkastje kijken.” “Ik zal maar niet aan de wandel gaan,” zei Opa, “want ik krijg liever geen duizenden dollars aan bekeuringen. Pieter heeft me op het vliegveld genoeg gewaarschuwd. “Misschien had ie toen al last van hetzelfde kwaaltje, zoiets komt gewoonlijk niet overnacht,” zei Maaike, “ik zou maar mooi thuisblijven, dan kan je onze losse foto’s in een album plakken, kun je ze tegelijkertijd bekijken. “Dat lijkt me wel wat toe,” zei Opa.
Opa aan het plakken. Mooi werk. Zijn beverige handen hadden wel wat extra werk om de kleine hoekjes op ‘t goede stee te krijgen, maar hij bleef er geduldig onder. Er waren foto’s bij van de tijd dat Moeke nog leefde… toen ze nog goed gezond was. Die foto’s hadden zijn bijzondere belangstelling, en hij bekeek ze minutenlang. Een fietstocht naar Norg… toen hadden ze nog koffiegedronken bij broer Teunis, die vanwege ‘n beroerte toen al in een rolstoel zat. “Kom nou es kijken Maaike, hier sta je een lekkerbekje op te peuzelen op de Vismarkt in de stad Groningen.”
Opa rilde. Binnen in het huis was het ja zo koud. Hij zou maar even naar buiten stappen en een poosje in de zon gaan zitten. Eerst nog maar weer es naar het huisje…Och, wat was het lekker warm hier in de schaduw van de witte parasol. Mooie tuinstoelen hadden ze in Canada. Gek toch, dacht Opa, nou zit ik hier zo lekker en nog ril ik over m’n hele lichaam. Zou ik koorts hebben? Stel je toch voor dat hij hier ziek werd!
‘s Avonds was het helemaal mis. Het hele gezin zat buiten op de tuinstoelen. “Wat bin je toch stil, Pa,” zei Pieter. Toen Maaike naar binnenging om een nieuwe lading koffie en koekjes op te halen, liep Opa haar achterna. “Maaike?” Met een ruk draaide Maaike zich om van het aanrecht. Zijn stem klonk zo vreemd! “Maaike, ‘t is allemaal bloed, ik vertrouw het niet!”
Maaike vloog naar buiten en beval Pieter om vlug de Volvo uit de garage te halen. De kinderen sprongen op. “What’s the matter, Mom?” “I’ll tell you later, don’t stay up too late, we may not be home for a while, because Opa has to go to Emergency. John, phone doctor de Vries, and tell him to go right away to the hospital.”
Opa stribbelde tegen. Wou helemaal niet naar ‘t ziekenhuis. Waarom kon de dokter hem hier niet onderzoeken? Maaike legde hem uit dat dokters in Canada geen huisbezoeken deden, en dat ze in spoedgevallen hun patiënten liever in een speciale afdeling van het ziekenhuis zagen. “Het betekent helemaal niet dat je er moet blijven hoor,” zei Pieter rustig, “de dokter onderzoekt je grondig, geeft je medicijnen, en dan mag je mooi weer naar huis.” Inwendig hoopte Pieter dat dat inderdaad zo zou zijn. Hopelijk kwamen de vakantieplannen niet in het gedrang. “Nou,” zei Opa, “as het niet anders kan, dan kan het niet anders, foei, wat doe ik jullie nou een last aan…”
“Zo, mijnheer Dekker,” zei de jonge dokter de Vries, geboren en getogen in Canada, “laat ons maar eens bezien wat wij aan u kunnen doen. Koorts? Bloed in de urine?” “Ja,” zei Opa verbouwereerd, “maar hoe komt het nou dat u zo netjes Hollands spreekt?” Dokter de Vries lachte. “Dat heb ik van mij Opa geleerd als hij mijn ouders bezoekt, hij was een goed leermeester, geloof dat wis en waarachtig maar helemaal zeker…dat zei hij altijd. Nou, vertel me maar es…”
Even later kwam hij bij Maaike en Pieter, die zenuwachtig ronddrentelden in de wachtkamer. Opa had een fikse blaasontsteking en medicijnen zouden dat gauw verhelpen, maar omdat hij al zo oud was -je kunt nooit weten- wilde hij Opa morgenvroeg met een specialist erbij verder onderzoeken, zo, hij moest maar een nachtje blijven. Voor alle zekerheid zou de specialist even naar binnen gluren met een heel klein lichtje, natuurlijk onder verdoving, hij zal er niets van merken. Ik denk haast dat de luchtkoeling in het vliegtuig het zaakje verergerd heeft, want hij heeft er al een poosje mee rondgelopen…
In Maaike’s brein kwam een woord opduiken: kruis! Gisteren in de auto had ze maar een hap en een snap gehoord wat Pa tegen Pieter zei. “Pete, wat did Pa say about een kruis?” De dokter keek geïnteresseerd, nam Maaike es op. Groot, struis, wat te dik, hoogrood gezicht… aanleg voor hoge bloeddruk, hij moest haar de volgende keer maar es goed onderzoeken. “Wel,” antwoordde Pieter, “Pa zei dat zijn kruis zowat bevroor vanwege de aircooling, ja Maaike, ik kan hem niet altijd goed volgen…en toen vroeg hij of ik de luchtkoeling wat lager wou zetten.” Maaike zei dreigend, “en?” “Nou, dat heb ik natuurlijk gedaan, maar ook weer niet te laag, want het was immers smoorheet in de auto.”
Ze mochten nog even bij Pa komen kijken. Ze hadden hem al naar een kamertje verhuisd. Foei, dacht Maaike, wat ziet hij er naar uit in dat ziekenhuishemd. “Zal ik je pyjama brengen, Pa?” “Och, doe dat nou maar niet wichtje, het is de moeite ja niet waard, morgen ga ik immers alweer naar huis. Nou, dag hoor, jullie moeten je verder maar redden.”
Opa sloot zijn ogen. Ze hadden hem een slaappilletje gegeven. Maaike nam zijn hand. Ze hoorde hem nog langzaam mompelen: I see you tomorrow…
Leave a Reply