Maaike had maar geen kerkmensen uitgenodigd voor koffie na de morgendienst. Ze hadden immers al visite. Daar kwam nog bij dat niemand van hun vrienden meer rookte en Opa’s eeuwige pijp zouden ze zeker niet gewaardeerd hebben. Als ze nou nog buiten hadden kunnen zitten. Maar het was inmiddels weer bloedheet geworden en zelfs in de schaduw van het huis was het niet vol te houden. Zelf vond ze de aroma van Opa’s tabak wel lekker. Maar Jolanda zit voortdurend met haar wipneus te trekken en zat zo ver mogelijk van Opa af. Sarah vond de rook heerlijk, en de jongens? Wel, Maaike vermoedde dat ze hun rokersloopbaan al waren begonnen, ofschoon ze daar geen bewijs voor had.
Ze had voor de gelegenheid gebakjes van de Hollandse bakker in huis gehaald. Zelf kwam ze er niet aan, maar ze wist dat een roomsoes voor Opa zoiets was als mensenvlees voor een muskiet…zeer begeerlijk. Nog een reden waarom ze niet buiten kunnen zitten: de zwoele hitte heeft de bossen rondom dit huizenpark aan de rand van de stad een broedplaats van muskieten gemaakt.
Opa verhaalt in geuren en kleuren hoe hij verdwaald raakte. “Hoe kom je nou aan het idee dat we dicht bij een station woonden,” zegt Pieter. “Nou jonge,” zegt Opa, “als ik Maaike een brief stuur, wat schrijf ik dan op de envelop? …Station D. Ik had altijd gedacht dat ie vlak bij het treinstation woonden, waar je lopende de post even op kon halen. Ie moet het toch kunnen waarderen, dat ik mijn hersenen gebruik, zelfs in een land waar mensen dat niet doen deur verschillende dingen anders te noemen dan dat ze werkelijk zijn…!
“Ja ja, Pa, hol oe maar stille, zegt Maaike, “begin nou maar es aan je roomsoes… speciaal in huis ‘aalt veur mijn lieve vader!”
Na het middageten gaan Maaike en Pieter een tukkie doen. Dat moeten ze wel, anders slapen ze straks in de kerk. “Gaan ie dan nog twee keer naar kerk? Geen van oen broers en zusters in Holland gaat ooit meer naar de middagdienst …. daar kunnen ze de kinderen met geen mogelijkheid meer mee naar toe krijgen.” “Hebben de kinderen dat voor het zeggen?” vraagt Pieter. En Maaike voegt eraan toe dat hun kinders het helemaal niet erg vinden om voor de tweede keer te gaan. “Ie gaat maar mee, Pa, dan zal je wel zien waarom. Ie moest eigenlijk ook maar een poosje naar bed.” “Wis en waarachtig niet,” doet Opa verschrikt. “dat heb ik mijn hele leven nog nooit gedaan …man, dat is ja zonde van de tijd.” Pieter geeuwt: zonde of geen zonde, ik smeer ’em! …
Als ze vertrokken zijn zegt Opa: nou, John, wat ken we do? In de andere kamer had hij een tafeltje met een schaakbord gezien. “Joe know how to shake?” John kijkt hem niet-begrijpend aan. Opa wijst naar het tafeltje. “O, you mean chess, sure, let’s play.” Opa begrijpt niet wat een plee er nou mee te maken heeft, maar ‘t zal wel goed zitten. Wat zijn er toch nog veel woorden die hij nooit op de Engelse les leerde…maar misschien was zijn geheugen ook niet zo goed meer!
Vijf zetten later heeft hij John al schaakmat. “How did you do that,” zegt John verbaasd, blij dat Steward naar zijn eigen kamertje vertrokken is, want die zou hem zeker uitgelachen hebben. “How did I do dat? Wel, dat I will tell joe.” Opa wijst naar zijn hoofd en maakt een beweging met zijn hand alsof hij een horloge opwindt …
Nadat Opa zijn oudste kleinzoon een paar goede openingszetten heeft geleerd, blijkt het dat John een pienter kereltje is. Wel moet hij lang nadenken als het zijn beurt is, maar als hij verzet, getuigt het van prima inzicht. Af en toe wuift hij, zonder op te kijkende rook weg die Opa zijn kant opblaast. Opa denkt nooit lang na als hij een stuk moet verzetten. Hij schijnt maar wat in het wilde weg te spelen, denkt John. Maar voordat hij erop verdacht is, heeft Opa hem weer schaakmat…
“Wow, he is good, man,” zegt hij, als Steward naar beneden komt, “you play with Opa.” Dan moet Steward er aan geloven. Ze zijn net begonnen of Opa begint te kreunen en zenuwachtig in zijn handen te wrijven. John, die het spel volgt, kijkt hem zorgelijk aan. “What’s the matter, Opa?” Opa wiegt zijn hoofd heen en weer, steunt soms zijn kin in zijn hand, krabt zich dan weer op zijn kale schedel.
Veelbetekenend kijkt hij John aan en haalt vlug een vinger langs zijn magere nek. John begrijpt het: Opa zit in moeilijkheden. Opa denkt dat hij deze keer het spel verliest. Het lijkt er ook wel op, want Steward heeft hem bijna alle schaakstukken afgepikt.
Nu gaat Opa ook heel lang nadenken. Somber kijkt hij naar het bord. Steeds heftiger trekt hij aan zijn pijp, de kamer staat blauw van de rook. Steward loopt door die rookkolom maar es naar de keuken om een glas Coca-Cola op te halen…dit spel wint hij wel! Als hij terugkomt grijnst hij tegen John. Die grijnst terug. “Opa heeft je net schaakmat gezet,” zegt John. Steward vliegt naar het schaakbord. Dat bestaat immers niet…Opa had maar vier stukken meer. Dan begrijpt hij het: Opa played with him! “Oh,you!” Opa is slap van de lach……
De middagdienst is een hele belevenis voor Opa. Maaike zegt dat hij maar niet moet schrikken, want het gaat tegenwoordig wel wat anders dan vroeger. Opa begrijpt dat nog niet: wat kun je nou meer van een kerkdienst maken dan wat zingen en preken en bidden? Hij heeft voor de gelegenheid maar een rol pepermunten uit de koffer gehaald zodat hij de kinderen rijkelijk kan bedelen gedurende de dienst. Hij heeft ze nog geen zoute drop zien kauwen, dat bewaren ze zeker voor school….
Bij de ingang van de kerk staan een meisje en een jongen die Opa een hand geven. “Are you visiting with the Buma’s?” vraagt het meisje. “Ja,” zegt Opa, “dat big woman daar, dat is maai dochter.” “O, yes,” knikt het meisje begrijpend, “en Jolanda en Sarah, those are your kleindochters.”
Er is geen orgel in de kerk, wel een piano en een drum. Nou moet het niet gekker worden, denkt Opa, trommels in de kerk! Zodra de mensen op hun stoelen zitten, beginnen ze ook al te zingen. Die stoelen staan in een grote kring om een tafel waar het avondmaal spul op staat en een mooie bos bloemen. ‘n Preekstoel ziet Opa niet, en hij denkt haast dat de dominee wel bij dat tafeltje zal gaan staan om te preken, ofschoon er geen lessenaartje op staat. Een ander meisje geeft al maar meer versies op en soms draait ze er een heel verhaal bij af. Wat is dat toch mooi als het jongvolk zo vrij is. Nou komt de dominee binnen, maar er is geen ouderling die hem de hand schudt voor het opgaan. Nou ja, opgaan, dat kan ook ja niet best, er is immers geen preekstoel.
Hij zit tussen Maaike en Sarah in, en beiden hebben hem bij de arm, net of ze bang zijn dat hij aan de wandel zal gaan. Maaike kijkt hem af en toe es aan. Denkt natuurlijk: Pa zal dit wel een rare bedoening vinden…
De hele gemeente leest hardop van een papiertje dat Maaike hem voorhoudt, maar hij kan het niet zo gauw volgen. Dan zingen ze weer twee versies, waarop een kort gebed volgt. Maaike slaat het liederenboek open bij de catechismus, dat ziet hij wel, en nou zal de dominee de vraag en het antwoord wel voorlezen. Maar dat gebeurt weer anders. Iemand leest de vraag, en de hele gemeente leest het antwoord. Dat is toch wel mooi.
Je zit wel wat open en bloot in zo’n kring, hij zit op de voorste rij en heeft het gevoel alsof de hele gemeente hem aan zit te gapen. Ze zullen wel denken: wie zou dat nou toch wezen, dat oude mannechien. Nou kijkt de dominee hem ook opeens aan en zegt wat tegen hem. Maaike fluistert in zijn oor dat hij even moet gaan staan, want de dominee heeft hem net aan ‘t kerkvolk voorgesteld.
Nou, dat is ja mooi… Opa buigt als een knipmes, draait zich om naar het volk dat achter hem zit, en doet het nog een keer. Och, wat hebben de mensen een schik. Net of ze helemaal niet in een kerk zitten. In Hooghalen gaat het er heel wat ernstiger toe…
De dominee begint te preken. Hij draait steeds maar om de tafel heen, zodat ieder aan zien trekken komt. En iedere keer als hij langs Opa loopt, kijkt hij Opa vriendelijk aan en knikt even. Opa knikt even vriendelijk terug. As de dominee nog een keer langs komt, zegt hij zomaar: Ach, Opa Buma (nou dat heeft de man toch wel even verkeerd, denkt Opa), u kunt niet alles begrijp van mijn gepraat, maar over paar Zondagen ben u weer in je eigen kerk, de Here God is overal, riet? Dan loopt hij weer verder te preken.
Opa kijkt es rond. Het valt hem op dat er zoveel jongvolk is. ‘n Paar jongens smoezen wat over en weer, maar al de andere jongens en meisjes luisteren behoorlijk goed. Misschien dat deze dominee ‘s middags eenvoudiger preekt dan ‘s morgens, speciaal voor de jongelui. Het is anders maar een kort preekje. Dit wordt vast geen lange dienst…
Na de preek stoot Maaike hem aan en fluistert: wie bint er nog niet heur! “Wat dan,” zegt Opa. “Nou gaan we ‘n discussie over de preek houden, net as vroeger op de jeugdclub “Bouwen en Bewaren,” fluistert Maaike terug.
Er komen heel wat mensen aan het woord. Een microfoon zonder draad vliegt van de ene kant van de kring naar de andere. Sarah steekt ook een heel verhaal af. Maaike fluistert: de preek was over Zondag Vijf. “Ja, ja,” knikt Opa, “dat heb ik al begrepen, eert uw vader en uw moeder. Maaike, wat zegt ze wel allemaal over oe en Pieter?” Maaike schiet bijna hardop in de lach. Als Sarah haar woordje gedaan heeft, stoot Opa haar aan. “Nice, heur, nice!”
“Nou volgt het lange gebed,” zegt Maaike zachtjes. Opa vouwt de handen en knijpt de ogen toe, maar hij hoort niks. Dat is zeker een stil gebed, eenieder voor zichzelf, denkt hij. Maar daar begint iemand wat te zeggen. Dat is ja net Pieter’s stem. Zou hij eventjes stiekem kijken? Ja heur, da’s Pieter die daar bidt. Dat had e nou nooit achter die schoonzoon van hem gezocht, want die was vroeger ja zo bleu! Dan volgt er een hele rij andere mensen die bidden. Och, och, wat is dat mooi! Dat is nou echt een gemeenschap der heiligen. Maar daar behoort hij immers ook bij, al spreekt hij ook een andere taal. Zou hij het durven? Kan dat maar zo? Maar er is een stemmetje in hem dat zegt: “toe maar Johannes, zeg maar wat ie op oen hart hebt. De Here heeft het Hollands altijd nog kunnen begrepen.”
Hij gaat staan. Dat deden de andere bidders wel niet, maar hij vindt dat passender. “Vader in de hemel, ik ben zo dankbaar en blijde dat ik hier nog een keer in mijn leven naast mijn kinderen en kleinkinderen mag zitten. Ik heb wel een beetje tegen die vliegreis op zien, maar u heb alles goed gemaakt. En ik ben ook dankbaar, lieve Heer, dat mijn Maaike en Pieter en mijn kleinkinderen het zo goed naar de zin hebt in deze kerk, waar de blijdschap mij als mooie zonnestralen tegemoet straalt. Dank U, Here… Amen.
Hij durft haast niet op te zien. Hij ziet Maaike een grote witte zakdoek uit haar tasje halen. Ook tegenover hem in de kring wrijven verschillende oudere mensen hun ogen. De dominee kijkt blij. “Thank you, meneer Buma,” zegt hij. “Nee,” zegt Opa, “da’s rong, maai neem is Dekker.” Dat had ie onder de preek bedacht, hoe hij dat zeggen moest…
De collectezak gaat rond, en weer gaan ze zingen. Nou geeft het kerkvolk de versies op, zomaar vijf of zes gezangen achter mekaar, hij is de tel al kwijtgeraakt.
Na kerktijd schudt hij de handen van de halve gemeente. Gelukkig kan e zien woordje kwijt aan de oudere mensen die allemaal nog Hollands praten. De meesten zijn Friezen en Groningers, dat hoort hij best. Hij moet overal op visite komen. “Kiek Pa,” zegt Pieter, die er met een oude man aan komt sjouwen, “dat is nou Jan Assies, waar ik u over verteld heb. Daar gaan we morgenavond op visite. Hij komt ook uit Drenthe.”
De oude mannetjes schudden elkaars hand, en nou kan de hele gemeente wel ophoepelen, want ze hebben enkel aandacht voor elkaar. Opa kijkt es op zijn horloge. “Man, man,” zegt hij, “het is ja al zeven uur, heb we dan twee uur in de kerk zeten?”
“Ja, kerel,” zegt Jan Assies, “net als vroeger he, toen wie nog kinders waren. Maar er is ja geen vergelijk tussen die lange droge preken van vroeger en deze dienst!” “Ie hebt de spieker goed op de kop slagen,” zei Opa, ” I come tomorrow by you and dan we talk!” “Man,” zegt Jan Assies, “wat praten ie ja goed Engels…”
Leave a Reply