Middledom

Opa Dekker in Canada

Herman de Jong

Opa Vliegt Verder

De dame naast hem praatte wel met het meisje, maar zei niet veel tegen hem. Ze was zeker wat verlegen. Opa wilde zich ook niet opdringen, dat lag zo niet in zijn aard. Als zovelen van de vooroorlogse arbeidersklasse voelde hij zich niet direct aangetrokken tot een gesprek met iemand die op het eerste gezicht van een hogere stand leek. En komt het toch tot een gesprek dan zal een Noordeling zoals Opa eerst nog een slag om de arm houden om de kat goed uit de boom te kijken.

Hij had nog even terug willen gaan naar de man met het horloge … die man was toch wel hartelijk geweest en bovendien was het een Groninger, dus een goede buur. Maar intussen waren de karretjes met drankjes op komen dagen in het middenpad, dus zat hij zo vast als een huis.

De mevrouw wou graag koffie, en cola voor het meisje. “Geef mij ook maar een kop koffie,” zei Opa, terwijl hij naar al de drankjes keek, “voor dat andere spul is het nog wel een beetje te vroeg niet?” “U kunt ook wel wat anders krijgen hoor, meneer Dekker, alle drankjes zijn gratis,” zei zijn eigen stewardess, die maar steeds bij hem in de buurt bleef. Misschien had de gezagvoerder haar opdracht gegeven om een oogje in het zeil te houden zodat hij niet meer gekke streken uithaalde.

Nou,” zei Opa, “wat hebben ie dan wel allemaal, ik wil u ook ja niet ontrieven. Als de koffie nog niet helemaal bruin is, ben ik zeker niet dwars van goede leiding.”  “Er is bier, rum en coke en…”Dat lijkt mie wel wat toe, dat rum en coke,” zei Opa, “maar niet te scheutig met de rum, want ik blijf graag bij mijn positieven als ik vlieg…als je begrijpt wat ik bedoel. De stewardess antwoordde schalks: had u nu echt dit vliegtuig moeten besturen, ja, dan zou U beter koffie kunnen drinken!  Ze gaf hem een knipoogje en Opa voelde ‘t bloed naar zijn slapen stijgen. “Ik plaag maar een beetje hoor,” zei ze……

Het meisje liep lachend door, trouwens al die stewardessen schenen veel pret te hebben naar het Opa toeleek. Daar werden ze zeker op aangenomen, dacht Opa. Er liep nou niet bij met een gezicht als een oorworm…

Ze had het tafeltje ook nog voor hem willen uitklappen, maar dat had hij al afgekeken van de dame naast hem.  “Tjonge,” prees het meisje, “u bent handig hoor, kunt u zich nu verder redden?”

Hij nam een fikse teug van de rum, want zien tong lag als een stuk verdroogde koeie-leer in de mond. “Daar knapt een mens zienderogen van op,” zei hij guitig tegen de dame naast hem, “en ‘t is mirakelse mooi dat ‘t bie de prijs inbegrepen is. Nou wou ik dat bij mijn boterham met leverworst kon komen, maar die zit in ‘t binnenzakje van mijn overjas en die heeft de stewardess in dat klapding boven mij gelegd. t Was ‘n hele rit van Hooghalen naar Schiphol en we zijn onderweg nergens aan geweest, als het niet zo’n lawaai was rondom ons heen, zou u mijn maag kunnen horen rammelen. “Zal ik es proberen of ik bij uw overjas kan?”  “Och, nee,” lachte Opa, “zo erg is het nou ook weer niet, hoor.”  “Ja,” zei de dame, “ik krijg ook trek, ze zullen zo meteen wel langskomen met de warme maaltijd.”

“Als ik vragen mag,” zei Opa, “woont U in Canada? “Ja, hoor, we wonen nu al twintig jaar in Canada, maar Holland trekt nog altijd, bovendien zou mijn vader ‘t liefst zien dat Elizabeth en ik elk jaar kwamen.” “Elizabeth? Och wat ja een mooie naam.” Hij boog zich wat voorover zodat hij het meisje beter kon zien en knikte haar vriendelijk toe. “Zo, zo, dan heet jij ja net als de koningin van Engeland, dat lijkt mij wel een lief mens hoor, net als onze oude koningin Juliana.”

Het meisje lachte en zei dat ze niet zo rijk was als de Engelse koningin. “Nou, dat hoeft ook niet,” zei Opa, “rijk wezen zit niet in ‘t vele geld dat je bezit, maar of je kind van God bent.”  Het meisje antwoordde: “Dat zegt Opa in Amstelveen ook aan mij, als je van Jezus houdt ben je rijk, zegt hij. En ik heb de Heer heel erg lief hoor…” 

De moeder glimlachte en legde haar arm om het meisje, dat wat verlegen naar haar opkeek. “Ik leer Lizzy maar een beetje Hollands in Canada, zodat haar grootouders wat aan haar hebben als zij of wij overkomen. “Och, och, mevrouw,” zei Opa, “daar doet u goed aan, want daar zie ik wel wat tegen op als ik straks in Canada met mijn kleinkinderen moet praten…die praten geen woord Hollands, behalve: Opa, drop, en appelstroop.”  Daar moest Lizzy erg om lachen, en haar moeder keek wat sussend naar haar. Toen vertelde Opa dat hij al een paar jaar op Engelse les geweest was, omdat hij niet helemaal met de mond vol tanden wou staan als hij naar Canada ging. Mevrouw vond dat ontzettend flink van hem. “Nou,” zei Lizzy, “praten u dan toch Engels, dan ga ik ook u lesgeven.”

Al gauw veranderden moeder en dochter van zitplaats want dat heen en weer gepraat over haar schoot ging niet zo best, vooral omdat Opa doof was. Gelukkig zat zijn gehoorapparaat aan de goeie kant. Wat hadden ze een pret, die twee! Het meisje schaterlachte soms en van de weeromstuit begonnen de andere passagiers ook te lachen. Achter in het vliegtuig zeiden de stewardessen tegen elkaar: dat is dat leuke mannetje die steeds maar zijn pet ophoudt. De moeder zei verbaasd: maar dat doet u reuze goed hoor, u hebt zeker op de ULO ook al wat Engels geleerd?    

Het ijs was gebroken, en Opa vertelde over zijn jeugd. Zei dat hij van zijn tiende jaar af aan in het veen gewerkt had. Lizzy luisterde ademloos, scheen het meeste van wat hij zei goed te begrijpen. “Maar u praten wel anders Hollands dan mij opa, je kun wel zien dat jij niet dominee bent als hij.”  “Lizzy toch, foei,” zei de mevrouw. Opa kreeg een vermoeden, en vroeg mevrouw of haar vader soms dominee bij de Pinkstergemeente was. Ze keek hem verrast aan. “Hoe weet u dat nu zo gauw,” zei ze lachend, “ja hoor, en wij ook, en u bent -mag ik raden? Gereformeerd?  “Krek,” zei Opa, “en nog een van de oude stempel. Ja, ik dacht zo, dat moeten haast wel mensen van de Pinkstergemeente zijn dat ze zo vrij over Jezus praten. En uw dochtertje zei ook ‘Heer’ in plaats van ‘Here”. Ik wou dat mijn eigen kleinkinderen in Holland zo over de Heiland konden praten. Maar dat is er niet meer bij tegenwoordig. Als ik het nog met ze over het geloof wil hebben denken ze direct: daar komt die ouderwetse Opa van ons weer aan met zien gezeur…

 De stalen karretjes kwamen weer door de gang rijden. ‘t Ging Opa veel te langzaam met het uitdelen, maar wat wil je, dacht hij, er zitten ook ja zo’n 500 mensen in dit vliegende restaurant.

Nou, dat was prachtig hoor, wat de stewardess op zijn tafeltje zette. Voorzichtig deed hij de dekseltjes omhoog: aardappels, peentjes en groene erwten, een varkenskarbonaadje, en pudding. Net of hij thuis was. Net zulk voer als bij ‘Tafeltje Dek Je’. Ze hadden eerder het menu al gekregen en daar stonden nogal wat dikke Franse woorden op. Opa had gedacht: nou, dat wordt niks! ‘t Bleek mee te vallen: heel gewoon Hollands eten…

De porties waren wel wat aan de kleine kant. Opa wenkte de stewardess en fluisterde: luister es juffrouw, ik moet van de dokter flink wat te eten hebben om op mijn gewicht te blijven, dus, om het maar even in andere woorden uit te drukken, ik ben op het tegenovergestelden van een dieet. Slanker dan ik nu ben mag ik niet worden, anders blijft er ja niks meer van mij over. As u nou straks merkt dat er een paar schaaltjes over bent, wil u mij dan even gedenken? Ik kan het natuurlijk nog korter zeggen: ik ben slap van de honger.

De stewardess was slap van het lachen, de tranen biggelden haar over ‘t gezicht en een paar ander stewardessen kwamen vlug toe hollen. “Voel je je niet goed,” zeiden ze…

Opa kreeg zijn tweede portie, de KLM is goed in die dingen. Ook dronk hij met welgevallen de twee glazen tafelwijn direct na elkaar, dat was lekker spul, maar hij werd er wel wat soezerig van in ‘t hoofd…nog voor de stewardessen opruimden waren zijn ogen al toegevallen. Hij kon nog net tegen zijn buurvrouw zeggen: de snoeren zijn mij altegader in liefelijke plaatsen gevallen…Weg was hij!

 Zijn stewardess keek teder op hem neer, en zei tegen de mevrouw dat hij vast doodmoe was. Lizzy zei: he’s such a lieve man! Dat drong nog net tot Opa’s onderbewustzijn door en om zijn lippen speelde het begin van een glimlach …en toen droomde hij….

Hij zat weer in de cockpit van een vliegtuig. Maar deze keer was het zo’n Engels gevechtsvliegtuigje waar hij in vloog. Bij Hooghalen had zo’n ding eens helemaal alleen de locomotief van een trein vol Duitse soldaten kapotgeschoten …de stoom schoot er met stralen uit…de soldaten stonden te razen en te tieren langs de spoorweg!

Nou vloog hij verdikke ook boven Hooghalen. Uit richting Assen kwam een trein. Hij keek es op z’n horloge. Het zag er net zo uit als ‘t horloge dat de Groninger meneer op zijn buik had bengelen. Nee, dat treintje zou hij maar niet onder handen nemen, want hij zag het zo wel, ‘t was de kwart-voor-acht morgenboemel die de scholieren naar Stad Groningen bracht. Dat zou ja klinkklare moord wezen. Och mensen, wat was dat nou! De lucht daar was zo zwart as het uniform van de piloot die net door ‘t middenpad kwam. Onweer! O, hij werd zo bange! Hij keek es naar beneden, zag ‘t hele Hooghalen niet meer… zo van de kaart verdwenen. Zien groentewinkeltje, zien groentewinkeltje, zo maar helemaal weg! Hij werd zo benauwd dat e zien broek langzaam nat voelde worden. Dat deden mensen as ze in doodsbenauwdheid verkeerden. Hij vloog wat naar beneden, en warempel daar zag hij ‘t stompje kerktoren van de Gereformeerde kerk weer. Gelukkig, daar kon hij wel even naar ‘t huisje achter de kerk. Ging e wel es naar toe as de preek te lang was en hij stief van ‘t zitten. Kon e ook lekker even een paar trekkies aan de pipe doen. ‘t Deurtje van ‘t vliegtuig leek wel vastroest, zo zwaar ging ‘t open. Hij had de parachute naast zich liggen op de andere stoel, want met zijn hoge rug ging ‘niet zo best om hem te dragen. Vooruit met de geit! Hij sprong, zweefde naar beneden, maar kwam in ‘t middenpad van ‘t vliegtuig terecht. Man, daar kon hij ja geen kant uit met al die karretjes. Hij sprong nog es n keer. Dat was beter. Hij moest wel aan ‘n paar touwtjes van de parachute trekken om niet op de kerktoren neer te komen, maar hij kreeg ‘t veur mekaar: hij smakte neer op ‘t pleintje veur de kerk.

Zag e dat nou wel goed?  Was dat niet dat wichtje van de mevrouw naast hem, dat daar in de kerkdeur stond? Ze wenkte hem om naar binnen te komen. Wat deed zo’n Pinkstergemeente wichtje nou in zien kerk? “Wacht even, heur, ik moet mie eerst van de parachute ontdoen,” riep hij tegen heur.

Hij stapte de kerk binnen. “Ik heb Jezus lief,” zei het meisje. Toen hij goed en wel zat, wist hij het direct: hier moet ik nodig uit. Dat gevoel had hij ook ‘ad toen hij voor de eerste keer in de bioscoop zat om naar de ‘Slag bij Arnhem’ te kieken. ‘t Past en betaamd niet! Warempel, daar zat de meneer met het horloge op de buuk ook…de koptelefoon der bij op. Ineens gingen alle mensen staan en begonnen te zingen. Hij kon ‘t verzien wel, maar ‘t was veel te vlug voor hem. Man, man, hij raakte direct al achter de poest. Nou gingen ze ook nog met de armen zwaaien. Nou, hij zou maar met doen, want n’ griek ‘n griek…hoe ging dat Bijbelvers nou ook weer?

  Even later kwamen de diakens ‘t geld ophalen. Ze schoven met een karretje deur ‘t middenpad… verdold nog an toe, dat was zien eerste groentekar, waar ’t linker wiel zo van hobbelde. Hij pakte de koptelefoon van de kop van de man met het horloge en riep deur de kerk: wat doen ie daar met mijn kar, waar heb ie die nou zo gauw vonden? Een van de diakens zei: man, maak oe niet zo druk. Ie bint ja met vakantie in Canada…

Met een schok schoot Opa wakker. Ha, zei de mevrouw naast hem, daar bent U weer! De kapitein zei net door de luidspreker dat het regende in Canada, en dat we onze regenjassen maar klaar moesten houden.

“Och,” zei Opa, ” nou heb ik toch zo’n geweldige mooie droom had…ik zat zo maar in ons kerk in Hooghalen, maar ‘t ging der wel wat anders toe dan ik gewoon ben.”  Hij wilde de mevrouw nou ook weer niet vertellen hoe het er anders gegaan was…je kwetste een mens zo gauw! De droom stond hem nu nog ja zo levendig voor de geest. Maar ‘t moest maar ‘n geheimpje blijven…als Moeke nou naast hem gezeten had … die had hij het wel verteld! Even schoot het verdriet door hem heen. Al vier jaar weg, en nog kon hij uren aan haar denken.

  Nou kregen ze alweer wat te eten. Een broodmaaltijd. Mooie stukjes kaas in zilverpapier …’t kon niet op! De plastieken doosjes moest hij maar in de zak steken, daar kon het spul van zien gehoorapparaat mooi in. “Hoe lang ben ‘k nou onder zeil geweest,” vroeg hij zijn buurvrouw. “Nou, u hebt de hele film gemist,” zei ze. “Nou, nou, dat is ja jammer,” zei Opa, “daar had ik mij nou ja zo op verheugd, want wat je tegenwoordigs op de televisie ziet, nou, dat is ook niet veel soeps.” “U hebt niets gemist hoor,” zei de mevrouw, “het was weer moord en doodslag.”

Zien lieve stewardess kwam weer met zuurtjes rond. Opa zei wijs dat zien oren goed dichtzaten. “Even in uw neus knijpen en dan blazen, dan gaan het wel weer over, merkt u dat we al dalen?” “Dan doe ‘k gewis de schoenen maar weer aan,” zei Opa, en voegde de daad bij het woord. Hoe kan dat nou, dacht hij verwonderd, ik kan ze maar nauwelijks aan de voeten krijgen. ‘t Leer was zeker inkrompen, er gebeurden rare dingen als je zo hoog in de lucht zat. Wel, op de begane grond zouden ze wel weer uitdijen.      

Hij zat wel wat in de war over zien mooie koffer. Zijn buurvrouw legde het uit. Er was een rolding dat steeds maar doordraaide en dan zag hij zijn koffer vanzelf staan. Maar hij moest wel voorzichtig wezen om niet een andere koffer te nemen, want soms leken ze nogal op elkaar. “Dat zal mie niet overkomen, mevrouw, want mijn zoon Gerard heeft twee mooie rooie strikjes aan het handvat knoopt. ‘k Heb voor mijn dochter twaalf grote metworsten meebracht, daar is zo stapele gek op.” “Als u daar maar geen last mee krijgt,” zei de mevrouw lachend, “want vlees mag je niet invoeren.” Opa vertelde haar dat hij ze prima verborgen had in zijn borstrokken… “What are borstrokken, Mammy,” vroeg het meisje, “Oh look, there is Toronto……

SHARE THIS:

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *