Middledom

Opa Dekker in Canada

Herman de Jong

Opa Vliegt Naar Canada

Opa Dekker. Tachtig en nog goed bij de pinken. Wat stijf in de botten ‘s morgens, maar tegen tienen loopt hij nog veerkrachtig een blokje om. Een leven van hard werken heeft zijn lichaam niet verknoeid. Nou ja, een wat hoge rug. Bijna een bochel. Sommige mannen die lang turf gestoken hebben houden dat ervan over. Opa kan er om lachen. “Daar zit het geld in, da’k nooit ien handen kregen heb,” zegt hij dan. Neem dat met een korreltje zout, want hij zit er nu goed bij. Toen ‘t veen niet meer rendeerde, kocht Johannes Dekker een groentekar en reed langs de straten van Assen. Hij kon gezellig aanpraten, zoals de Drenten dat zeggen. De huisvrouwen namen met de frisse groente zijn vrolijkheid in huis.

Later kwam het groentewinkeltje in Hooghalen. Het groeide uit tot een fikse zaak. Maar Johannes werd geen ‘meneer’. Hij bleef het eenvoudige plattelandsmannetje, zuinig, maar niet gierig. Zijn wereldje bleef klein, ondanks het feit dat hij nu ‘s avonds in zijn boeken dook. Want kijk…onder veenarbeiders zitten professoren, en op de universiteiten mensen die beter landwerk hadden kunnen gaan doen. Johannes praalde niet met zijn laat-verworven kennis. In de kerkenraad hield hij zijn mond als de meester, de dominee, de directeur van de PTT aan het woord waren. Soms schudde hij ongelovig zijn hoofd als ze waar-heiden als koeien vertelden, maar dat merkte niemand. Er zijn mensen die doelbewust anderen over zich heen laten kijken, mensen die niet op willen vallen. Zoiets leer je als een opzichter of grootgrondbezitter je uitkafferen. Dan sta je met de pet in je handen… met neergeslagen ogen. Het bruist vanbinnen, maar je past er wel voor op dat te laten merken. Brood voor het gezin gaat voor. Zulk een aangeleerd houding wordt een tweede natuur… kijk maar naar Johannes Dekker.

In zijn kleine wereldje verscheen een tengere jongen uit Canada, die hem om de hand van zijn enige dochter vroeg. Trouwplannen! Maaike naar Canada? Maaike, zien lieve Maaike? Met geweld strubbelde hij tegen, maar liefde kent geen grenzen.

Op de kade in Rotterdam snikte hij, “Och, mijn wichtje, nou zie ik oe nooit weer, wat doe je mie toch an…”

Twee jaar geleden kwam Maaike terug om haar moeder bij te staan in de laatste weken van haar leven. Na de begrafenis wou ze Pa mee hebben naar Canada. Voor een half jaartje of zo. De groentewinkel was toen al lang verkocht. Pa zou zo eenzaam zijn in zijn bejaardenflatje. “Nee heur,” zei Johannes, “dat kan ik niet doen Maaike, ik moet nog een poosje in de omgeving blieven waar Moeke en ik bij elkaar waren. Neem me nou direct de herinnering aan haar niet af.”

De volgende zomer kwam het er ook niet van. Opa sukkelde met zien maag, werd steeds magerder want het eten smaakte ja niks meer. Zijn levenslust stond op het laagste pitje…hij raakte geen boek meer aan. Hij zag de poorten der eeuwigheid al voor zich geopend…hij zou zien Geertje weerzien in de hemel. “Daar verlang ik naar,” schreef hij Maaike.

Maar de Here God beschikte anders. Die fluisterde in het oor van een resolute dorpsdokter dat Johannes best nog een poosje mee kon. Het werd een operatie en twee maanden later zag Johannes het weer zitten. Wat meer gebogen, maar toch nog stevig aanstappend, liep hij weer zijn blokjes rond. De dominee gaf hem het eerste deel van Berkhouwer’s Dogmatiek te lezen en een week later vroeg Opa hem om het tweede deel. Volgens de dominee, die zelf maanden op dat boek gestudeerd had, kon meneer Dekker dat dikke boek nog niet in zijn geheel doorgelezen en volledig begrepen hebben. Hij wist natuurlijk niet dat, qua intelligentie, Johannes Dekker eigenlijk op de preekstoel behoorde te staan. Maar Johannes was een stille in den lande, waar geen roep van uit ging!

Maaike kreeg een telegram. “Ik kom er aan stop kreeg er ineens zin in stop haal geen koffie voor mij in huis stop vanwege de maag drink ik dat spul niet meer stop hebben ze in Canada pieptabak of moet ik een voorraad meenemen stop groeten aan Gerrit en kinders…”

Zoon Gerard bracht hem naar Schiphol. “Eb ik mijn tabaksdos nou wel bie mie stoken?” “Man, vader, de hele auto is ja blauw van de rook en ie hebt de piep ja nog niet oet joen mond ‘ad. As je een keer in ‘t vliegtuig zit, denk erom hoor, dan mag ie niet meer roken.” “Dat zal we dan wel es bekijken,” zei Opa, ” zo lang kan ik ja immers niet zonder mijn piepke. Hij schoof zijn nieuwe pet naar zijn achterhoofd. ‘t Had hem wel begroot, die nieuwe pet. Vroeger kocht je een hiel pak voor dat geld….

Gerard was zeer behulpzaam in Schiphol. Maar de tijd kwam dat hij Opa los moest laten. Hoofdschuddend keek hij naar zien vader die aan de andere kant van het glas nu zijn eigen boontjes maar moest doppen. Opa keek nog even om en wuifde. Hij wees naar de rollop waarvan de meeste passagiers gebruik maakten. Gerard hoorde hem denken: doar krieg ie mie niet op… dat is alleen moar voor luie mensen.

Hij zag het kromgebogen oude mannetje verder sjokken, zien koffer op wieletjes achter zich aantrekkende. Een koffer vol met borstrokken en lange onderbroeken, metworsten en zoute drop. Nou, hij moet zich verder zelf maar redden, dacht Gerard en zwaaide nog een keer naar de rug van zien Pa.

Mensen die hun mond bij zich hebben redden zich altijd. In het groentewinkeltje had Johannes wel geleerd dat smeu praten het halve werk was. Hij kon mirakelse goed met het andere geslacht opschieten en daar behoorden de stewardessen ook ja bie. In de vertrekhal sprak hij de allermooiste van die meissies aan en zei: wichten, ie moet verder maar voor mie zorgen, want ik bin ja een oude, alleenstaande oude man die nog nooit eerder vlogen heb. Zou ie dat wel willen doen? Ik zal oe aan het einde van de reis een mooi metworsten in de tas duwen…

Wie kan zo’n charmeur weerstaan? “Komt best voor elkaar hoor, meneer Dekker, komt u maar met mij mee.” Nou, hoe wist dat wicht zien naam nou! Ach natuurlijk, dat stond op het kaarten dat Gerard hem voor de veiligheid op de jas ‘espeld had zodat e goed overkwam… dat ding kon er nou wel af. Tussen de stroom passagiers begon hij met bevende handen de veiligheidsspeld los te peuteren. De stewardess, die doorgelopen was, kwam terug. “Ie moet mie wel eventjes helpen, heur, want dat kaartien kan er nou wel af.” “Maar dat kunnen we straks in het vliegtuig toch doen,” mopperde het meisje lief, een proestlach verbergend. “Nee heur,” zei Opa beslist, “der is geen mens die zo’n plaattien op hebt, zou ie zelf zo veur schut willen lopen?” “Nou, vooruit dan maar,” lachte de stewardess.

Hij kwam bij een raampje te zitten. Een heel sjiek mevrouw met haar dochtertje zaten naast hem. Hij zag het meisje steeds naar het raampje gluren en zei, “mevrouw, aangezien ik met mijn kleine lichaam niet zo best door dat glas kan turen, wil ik best van plaats veranderen heur!” “Dat is ontzettend lief van U,” zei de mevrouw. “Schuif ie dan ook maar een plaatsen op, dan zit U lekker bie oen dochtertje.” De stewardess moest er nog aan te pas komen, want het samenbogen mannetje bewoog moeilijk in een kleine ruimte. “Nou,” zei Opa blij, “hier zit ik toch best? Ik kan ja ‘t ganse vliegtuig afkijken deur ‘t pad, en nou zit ik ook wat dichter bij de WC.

Hij knikte vriendelijk tegen zijn overbuurman, een wat rare man met een baard om de kin en een tulband om zijn hoofd. “You come from Arabia?” vroeg Opa. Hij had zich zo gedraaid dat zijn hoofd zich in het midden van het pad bevond. De stewardess fluisterde hem in het oor dat er nog meer mensen langs moesten, en omdat de man helemaal geen asem gaf, zat Opa weer recht in zijn stoel. Hij zou zijn pet dan ook maar ophouden, net als de man met de tulband. Zou die lieve man daaronder nu helemaal kaal zijn? Je zag geen spiertje haar. Een pet zette je tenminste nog eens af zodat er frisse lucht bij je haar kon komen… Die tulband was eigenlijk niets anders dan een lange sjaal, dat zag hij wel. Dat zou wel uren duren zo’n ding om je kop te winden…nou, geef mie dan maar een pet! Een poosje later keek hij nog es naar zijn buurman. Verdoold, daar zat die man al te slapen! Hij had zeker al een lange reis achter de rug, helemaal van Arabië.

De motoren begonnen te brullen en het vliegtuig schudde een beetje. Ja, ze zouden toch wel es een keer weg moeten. Hij zat hier anders lekker met al die mensen om zich heen, en die mooie wichtje steeds maar door het gangpad te draven. Zo zag je nog eens wat nieuws. Het vliegtuig begon heel langzaam naar de startbaan te rijden. De stewardess gaf hem een zuurtje. Zeker om hem rustig te houden, net als vroeger in de kerk…dan kreeg je aan het begin van de preek ook altijd een pepermunt. “Anders klappen uw oren dicht,” zei de stewardess. Nou, de oren zaten hem al dichtgeklapt want hij was ja zo doof als een kwartel zonder zien gehoorapparaatje. Hij besloot het zuurtje maar niet in de mond te steken. Hij beet die dingen altijd direct kapot en dan kwamen de stukjes onder zijn gebit. Thuis kon je daar nog wat aan doen, maar hier zou het wel onbetamelijk zijn je ondergebit er even uit te halen.

Het grote beest zette de sokken erin om in de lucht te komen. De dame naast hem zette zich af in de stoel en haar handen klemden om de armleuningen. Ze zag helemaal wit on de neus. Kalmerend legde hij zijn gerimpelde hand op haar arm en zei: Kom, kom, zo erg is het ook weer niet, mevrouw, kiek eens, die man met de tulband slaapt rustig door, die is helemaal niet benauwd. Ondertussen was hij zelf nog nooit zo bang geweest, zien hele lange leven niet. Hij trok zien hand terug want hij begon te trillen van de zenuwen.        

Plotseling werd het stiller. Hij had zich er al bij neergelegd dat ze verongelukt waren, want zo stil zou het in de hemel ook wel wezen. Hij greep naar zijn pet. Verdoold, ‘k heb de pet ja nog op, dat past en betaamd niet in de hemel. Toen hij direct daarna de stewardessen weer door het pad zag lopen wist hij dat hij in plaats van in de hemel zachtjes door het luchtruim zweefde. Och, och, wat was dat een heerlijke gewaarwording. Zo moesten de engeltjes zich gevoeld hebben toen ze boven de herders zweefden en hun Gloria zongen.

Graag had hij nu even door het raampje gekeken om de duinen te zien, maar het wichtje zei dat ze al boven water vlogen. “Nou,” zei Opa, “dat blieven we voorlopig nog wel een poosje doen, als we tenminste niet naar beneden kletteren. De mevrouw keek hem angstig aan en hield zich weer vast aan de arm leuningtjes. De stewardess hoorde het ook en zei ernstig dat hij dat nooit weer mocht zeggen. Foei, zei ze, vliegen is net zo veilig als in een trein zitten hoor! “Ik zei het maar bie wijze van spreken, hoor,” zie Opa wat verlegen.

Gerard had gezegd, “Pa, als je nou naar de WC moet, ga dan voor de karretjes door het gangpad komen rieden. Nou, boven Ierland voelde Opa drang. Hij ging in het middenpad staan, want hij kan de nek niet zo ver draaien om te zien of er al karretjes deur t’ pad reden. Net als in een GADO-bus schuifelde hij naar achteren, zich telkens aan de hoge rugleuningen van de stoelen vastgrijpend.                       Ondertussen tastte hij de gezichten van de andere passagiers af. Waar zaten nu de andere Hollanders van Wereld Contact? Verdold, daar zat stoef bie ‘t pad ook een meneer met een pet op. Naar zo’n pet had hij nog gekeken, maar ‘t was drie keer zo duur als de pet die hij uiteindelijk gekocht had. Hij had nog tegen het winkeljuffie gezegd: ‘t zit em niet in de pet, maar wat men daaronder vindt. Het wichtje had helemaal niet gelachen…had misschien geen gevoel voor humor. Een man met zo’n mooie pet, zou wel van hoge komaf wezen. Daar kon hij beter met een vaartien langs voorbij snitteren. Maar de meneer greep hem bij zijn mouw en vroeg of hij ook naar familie ging. “Ja meneer,” zei Opa, ” maar ik kom op de terugweg wel even bie oe praten, ik moet nu eerst naar het huisje, want het water staat mie tot de knibbelen toe.” “Een Groninger, hoor ‘k wel, net als ik,” zei de man breed-lachend. “Nee heur, ‘n een geboren en getogen Drenth, maar daarom niet minder, heur!” zei Opa.

Wat een toer om de WC te vinden. Er waren ja zoveel deurtjes, daar was haast geen wies uit te worden. Maar daar kwam een dame uit een deurtje stappen. Dat zou wel een Dames WC zijn, maar dat viel mee, er stond een rokfiguurtje en een twee benen figuurtje op de deur. Zo mag ik het zien, dacht Opa, hier es een keer geen verschil tussen de geslachten zoals vroeger in de kerke het geval was. In Hooghalen hadden ze nu al jarenlang dames ouderlingen. Gelukkig maar, zo kreeg hij tenminste om de twee weken visite, in plaats van een keer per jaar.

Eenmaal binnen, bekeek hij alles eens goed. Alles zat hier goed ingewikkeld in elkaar, maar ‘t zou allemaal wel een doel hebben. Hier, aan ‘t eind van de reis, moest hij zich ook nog scheren, had Gerard gezegd. Dat zou wel een toer worden, want hij kon zich met zijn kromme lichaam maar nauwelijks keren of wenden. Hij ging er deze keer maar bie zitten, want de WC was maar wat aan de lage kant. Hier kon hij ook vast wel even zien piepke roken. Een paar trekjes maar, want Gerard had het hem goed onder de neus ‘wreven.

Nou, ‘t ging best! Daar zou geen haan naar kraaien. Maar toen hij op punt van vertrek stond, kon hij met geen mogelijk het deurtien open krijgen. Hij bekeek het van alle kanten, maar Jandoppie, dat was ja de meest ingewikkelde deur die hij ooit onder ogen gehad had. Dan maar een keer goed bonzen!

Even later deed een man met een mooi uniform de deur open van de buitenkant. “Kijk, meneer, dat moet U zo doen,” zie de hoofdsteward beleefd, maar toen hij zijn hoofd naar binnen stak kwam de heerlijke walm van Douwe Egberts tabak hem tegemoet. De andere stewardessen waren ook op het lawaai afgekomen en stonden in een kringetje om Opa. Opa merkte heel niet dat de hoofdsteward tegen zijn medewerkers knipoogde. Toen hoorde Opa een zeer strenge stem zeggen: Meneer, U hebt daar zitten roken! Een pijp nog wel! Dit is een zeer ernstige overtreding van de luchtvaartwet. Ik kan u nu voor 2000 gulden op de bon slingeren!

Opa schudde over zijn hele lichaam. Zijn eigen lieve stewardess legde troostend haar hand op zijn arm. Hij voelde het niet eens! Mensen, mensen, tweeduizend gulden, dat zou een dure reis worden. Had hij nu maar naar Gerard geluisterd. Hij kwam hij hier onderuit?

Hij zag niet dat de lieve stewardess haar hevig haar hoofd schudde tegen de hoofdsteward. Ogen die zeiden: maak het nou niet bonter! De hoofdsteward nam hem bij de arm. “Ik moet U wel meenemen naar de cockpit. Bereidt U zich maar op het ergste voor, want gezagvoerder Holleman kan zeer boos worden.”

En dat was hij! “Hoe kon U dat nu doen, meneer Dekker, U hebt 500 levens in gevaar gebracht, weet U dat wel?” Daar kon Opa weinig tegen inbrengen. Hij kon toch moeilijk zeggen: meneer, ik zal het nooit weer doen…zoals vroeger op school.

“Ja, kiek es, meneer de kapitein, ik was op van de zenuwen toen U dat vliegtuig zo hard optrok, en het enige kalmerende middel dat ik bezit is mijn pijp. Eventjes roken, en dan voel ik mie weer een hele Piet. Wat is het toch wat, meneer, dat een man zo verslaaft kan zijn. As ik nou dat deurtien zelf open had kunnen doen, was er niks aan de hand geweest. Maar dat mocht niet staan te gebeuren.”

In de deur van de cockpit zag de gezagvoerder drie stewardessen die alle moeite deden niet hardop te lachen. Probeer dan maar eens voor politieagent te spelen… Hij legde vaderlijk zijn hand op Opa’s schouder en zei: meneer Dekker, deze keer zullen we het nog door de vingers zien. Het geld zal u ook niet op de rug … (beschaamd stopte hij, maar Opa keek hem vriendelijk aan en voltooide de zin) … nou dan, als ik U nu eens zo strafte: U neemt mijn plaats in en U moet voor een periode van vijf minuten dit vliegtuig maar eens besturen. Hou de stuurknuppel secuur vast en goed op die groene streep daar letten. Als dat stippen onder de streep zit, de knuppel naar je toehalen, begrepen? “Maar dat kan ik immers nooit versieren,” fluisterde Opa. Waarop de tweede piloot antwoordde: als je fietsen kunt, kun je ook vliegen. “Dat mag dan zo wezen,” zei Opa, “maar ik heb in jaren al niet meer gefietst, want ik kan ‘t been niet meer over ‘t zadel krijgen.” Gezagvoerder Holleman holde weg. De stewardessen hadden hem nog nooit zo zien lachen!

En zo kwam Opa in de stuurstoel te zitten. Zijn handen knelden om de stuurknuppel. De tweede piloot zat met zijn handen in de nek door het zijraampjes te turen. Die trok zich van de hele wereld niets aan. Deed of Opa lucht was.

Plotseling dook de stip onder de groene streep. Met een ruk haalde Opa de knuppel naar zich toe, maar de stip bleef er onder.         Vertwijfeld riep hij, “oei, we zinken! Kunt U daar iets aan doen, meneer?” Waarop de tweede piloot somber antwoordde: zinken wordt verdrinken. Verder verroerde hij geen vin. Opa probeerde het nog een keer. De stip reageerde niet op zijn manoeuvre. Plotseling rechtte hij zich de rug voor zo ver dat mogelijk was. Hij begreep ineens dat ze hem straal voor de gek hadden. Wat had Gerard gezegd? “Vader, zodra het vliegtuig goed en wel in de lucht zit, zetten ze hem op de automatische piloot.”

Hij liet de knuppel los en net als de tweede piloot ging hij met zijn handen in de nek zitten. “Wat doet U nu, meneer,” deed die verschrikt, “wou U ons allen om zeep helpen?” ” Opa keek naar de groene streep en zag dat het stipje zich er weer mee samengevoegd had. Hij hees zich uit de stuurstoel. “Nou voel ik warempel alweer drang, ik zal mij even naar de WC begeven. Ik heb het vliegtuig maar even zolang op de automatische piloot gezet. Dat was toch goed?”  “Maar daar stond hij immers al op,” riep de tweede piloot. “Net of ik dat niet wist,” zei Opa.

 Toen hij weer door het pad naar zijn plaats liep kwam hij voorbij de man met zijn mooie pet. “Nou, U hebt het nogal een poosje volgehouden,” zei die. “Och man,” zei Opa, ” ze nodigden me uit om de cockpit te bekijken. Nou, dan zeg je toch niet nee, wel?

SHARE THIS:

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *