Middledom

Verhalen

Herman de Jong

Met Vakantie

Gradus en Emma zijn onze beste vrienden. Ik kan goed met Gradus opschieten en mijn Liesbet met Emma. Gradus en ik hadden bij dezelfde boet gewerkt en waren nu al een poosje in de vut..

En zo komen we vaak nogal eens bij elkaar op visite.

Op een mooie lenteavond zaten we met ons vieren achter de koffie.

Gradus en ik zijn nogal zwijgzaam, dus luisterden we maar naar de vrouwen. Ook Emma zegt niet veel, dus luisterden we het meest naar Liesbet.Liesbet zei; ons Jan gaat weer naar Frankrijk met zijn gezin in de bouwvakweek. Ach, zegt Gradus door het sap van zijn pruim, wat ze eraan vinden. Vakantie kun je het best thuishouden. Alles moet mee in de auto, ik word al moe als ik eraan denk.

Ik zei: maar als het nu weer zo’n warme zomer wordt, dan zit je hier maar te puffen van de hitte. Gradus beweerde dat het in Frankrijk nog warmer was omdat het dichter bij de evenaar ligt.

Toen zei Emma: we moesten eigenlijk met ons vieren es naar een van de Noordzee eilanden, daar is er altijd een lekkere koel zeewind. Liesbet zei nieuwsgierig: hoe kan jij dat nou weten Emma, ben je wel ooit op een eiland geweest. Ja hoor, zei Emma, vroeger toen ik diende bij dokter Moolhuizen, die hadden een zomerhuisje op Ameland.

Gradus zei: nou, dat lijkt me wel wat toe. Hij liep even naar buiten om zijn pruim kwijt te raken want in huis hebben we geen kwispeldoor. Ook geen asbakjes, want ik rook al jaren niet meer vanwege Liesbets waarschuwing dat ze niet zo vroeg weduwe wilde worden.

Maar naar welk eiland zouden we gaan. Daar had eenieder van ons zijn eigen gedachten over. Ikzelf wilde de Brandaris op Terschelling wel eens zien, Gradus wilde natuurlijk naar het grootste eiland en dat is Texel, Emma wilde weer jeugdherinneringen ophalen in Ameland en Liesbet ging liever naar Schiermonnikoog omdat dat eiland het dichts bij Warfum lag, waar onze dochter in verwachting was en er dus van alles kon gebeuren. Ja, ja, knikte Gradus, ze hebben tegenwoordig helikopters, binnen een half uur kan zo’n ding landen voor hun huis, als de nood aan de man komt. Ikke niet in zo’n raar vliegbeest, riep Liesbet, ik vertrouw die dingen voor geen cent.

Het eind van het liedje was dat we papiertjes met de namen van de vijf eilanden in mijn pet deden. Ik schudde ze flink door elkaar en toen kregen we nog even trammelant wie er met de hand in de pet ging. Emma dan maar. Het werd Vlieland. En daar huurden we over de telefoon een zomerhuisje met twee slaapkamers en een klein keukentje. Het was verschrikkelijk duur, maar goed, ik hoefde maar de helft betalen.

We kwamen verscheidene avondjes bij elkaar om over onze vakantie te praten. Liesbet had al gehoord dat de kruidenier en groenteboer op het eiland veel meer voor hen waren vroegen dan op de vaste wal.

We moesten dus maar een half mud aardappels en een zak met wortels en een paar grote karbonades meenemen.

 Onze zoon Henrik bracht ons naar Harlingen. Hij had een rek boven op de auto voor al onze koffers en de zak aardappels. Liesbet hield de karbonades op haar schoot en Emma de zakken met andere groente. Ik zat geklemd tussen de dames omdat ik mager ben als een lat, en omdat Gradus de tweehonderd pond nabijkomt, mocht hij lekker voorin zitten. Onderweg moesten we nog benzine tanken en daar hadden ze ook koffie. Gelukkig werd de koffie naar de auto gebracht want wij zaten zo klem dat het wel een half uur zou duren voor we uit de auto konden, tenminste wij op de achterbank.

Rijden maar weer, zei Gradus monter en Hendrikus drukte goed op het gaspedaal. Het was wel een toer om de koffie in de plastieken bekertjes te houden.

In Harlingen is het parkeerterrein voor de auto’s ongeveer een kilometer lopen van de haven. Hoe gaat dat nu, vroeg Gradus benauwd, moeten we al dat spul dat wij bij ons hebben naar de boot sjouwen? Och mensen wat zagen we daar toch tegenop. Beginnen jullie maar te lopen, zei Hendrikus, dan rij ik de auto zo dicht mogelijk bij de boot. Maar al gauw kon hij ook niet verder. Kijk dan ben ik, Arie nog weer altijd het beste bij de pinken. Ik zag daar zo’n mooi bagagewagentje staan bij de boot. Die werden natuurlijk gebruikt voor mensen die veel bagage hadden, en dat hadden wij. Maar o wee, nauwelijks wilde ik het wagentje wegschuiven, of daar kwam al een havenpolitie aanrennen. Meneer, bent U nou helemaal gek, dat mag niet hoor. Ik keek de jonge man eens vriendelijk aan. Goed, zei ik, kom dan maar met mij mee, dan kun je een half mud aardappels naar de boot dragen. Toen zette ik mijn meewarigste gezicht. Heb je dan niets voor vier ouden van dagen, die alle vier rugklachten hebben over? Bovendien ben ik vroeger commissaris van politie geweest. Hij sprong in de houding.

Nou meneer, voor deze ene keer dan. En warempel, hij begon zelf het wagentje te duwen en ik liep er kaarsrecht achteraan. Toen we bij de auto aankwamen riep de agent verbaasd, moet dat er allemaal op?

Jullie blijven zeker wel voor een half jaar op het Eiland. Nee hoor, zei Liesbet lief, maar voor twee weken meneer. Gradus hielp de agent het wagentje te duwen en zo kwam de hele optocht bij de boot. Er waren al veel passagiers aan boord en die stonden ons bij de reling aan te gapen. Gelukkig hadden we een zwarte plastieken zak om de zak met aardappels gedaan, anders hadden ze ons ook nog uitgelachen.

SHARE THIS:

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *