“Nou, hoe hebben jullie het gehad?” Dat is de eerste vraag die je stelt aan vrienden die weer eens een reisje naar Holland hebben gemaakt. Het is eigenlijk een domme vraag, want je weet het antwoord van tevoren al. Het is altijd zo leuk, zo prachtig, zo schitterend geweest. Vooral als ze ook nog een auto huurden om een week buiten Nederland te toeren. Onze vrienden Wim en Tina deden dat niet. Tina gaat om haar moeder, en niet om langs de weg te zwieren. Meestal logeren ze bij haar zus, die in dezelfde stad woont. Maar dat ging deze keer niet omdat zus een half jaar in Zuid-Afrika doorbracht en haar flat zolang verhuurd had. Dus maar bij moeder logeren!
Nu is een Hollands bejaardenflatje er niet bepaald op ingericht om twee gasten te herbergen, maar haar moeder had geschreven dat het best kon, ze had alles al voor elkaar.
Nou waren ze terug in Canada en we hadden ze Zondag na de morgendienst weer op de koffie. “Nou, en hoe hebben jullie het gehad?” vroeg mijn vrouw. “Leuk, hoor,” zei Tina en keek naar Wim. Vrouwen kunnen verschillend van aard zijn. Mijn ander helft is goed van de tongriem gesneden, maar Tina is heel rustig van aard. Gelukkig maar, want Wim is een zeer drukke prater. Je zou twee van die drukke praters op visite hebben! Tina zegt niet meer dan absoluut noodzakelijk is, dus kijkt ze naar Wim, en als die begint zak ik lekker onderuit in mijn stoel, want hij houdt nooit weer op.
Wim is een stevige knaap. Nu hij de zestig nadert, is hij wat te stevig, want hij heeft een ‘zit ‘baan. Zijn prettige kleine ogen glimmen boven zijn bolle wangen. Hij heeft er een paar nekken bij gekregen. Dat is volgens Wim niet zo erg, die loopt hij er wel weer af als hij met pensioen gaat …
“Mensen, we hebben een reuze tijd gehad.” Hij doet wat geheimzinnig. “Zal ik ze vertellen, Tina, zal ik ze vertellen van die nacht bij je moeder? Vind je het goed? Jij moet het goedvinden, anders doe ik het niet!” Dat is zo zijn manier van praten. Hij wacht heus niet of Tina ja knikt!
“Zoals je weet moesten we deze keer bij moeder logeren. We waren net gearriveerd en onze lieve Mama had de koffie al bruin. Ik keek eens rond. Je kent die flatjes wel. Een kamer, een slaapkamertje er naast, en een keukentje met een douche/WC er achter. Alles piepklein. Ik zeg tegen moeder, “waar moeten we slapen, Moe?” Ze trok zich moeilijk overeind uit haar stoel … ze heeft ontzettend reumatiek, ja?
“Dat zal ik jullie laten zien,” beefde haar stemmetje, en ging ons voor naar de WC/douche, je weet het wel … een geisertje en kraantje aan de muur, en dan de hele vloer nat als je een shower neemt. Opdweilen maar weer … weer nat van het zweet … weer douchen! Nou meneer, daar stond me en groot rubbermatras, had ze van de overbuurvrouw, die ook wel eens bezoek kreeg voor een nacht. “Zo,” zei ik, “we slapen in de douchecel, des morgens bij het ontwaken de kraan open en lekker zwemmen.”
“Nee hoor,” zei Moeder ernstig, “we halen het matras naar de zitkamer ‘s avonds, wat stoelen opzij, en dan past het precies!”
Nou, daar sliepen we de eerste nacht. Midden in de nacht wordt ik wakker om eventjes je-weet-wel te doen, ga weer liggen en probeer weer in slaap te komen. Om kort te zijn: het lukt niet. Tussen de zitkamer en de slaapkamer waar moeder op haar eenpersoonsbedje ligt is enkel een gordijn. Ik wist niet dat oudere mensen ook nog snurken, wel wat zachter, maar toch zeer doordringend! Ik kon toch moeilijk tegen haar zeggen: moeder ga es op je andere kant liggen, zoals Tina dat fluistert als ik het te bont maak.
De volgende avond zei ik tegen Moe: we moesten dat halletje bij de voordeur tussen de douchecel en de keuken maar eens uitproberen vannacht. Ik zag haar gezicht betrekken. Ze had alles zo fijn uit gepiekerd, was er waarschijnlijk weken, nee, maanden mee bezig geweest hoe dat nu wel moest met de slaperij. “Waarom nou toch,” zei ze.
Wat moest ik antwoorden? Dat ze snurkte? Ik zei: daar hebben we wat meer privacy, en toen keek ze me begrijpend aan, met zo’n lieve kleine glimlach om haar mondje! O ja, dat! Daar had ze niet aan gedacht!
Het matras paste precies in het halletje. Ik sliep met de voeten tegen het tussenmuurtje van de keuken, waarachter zich het tafeltje met moeders fijne servies bevond. Nou moet je weten, dat ik in Canada zelden droom. In Nederland des te meer. Zou dat komen omdat je plotseling weer in je oude omgeving bent? Die nacht droomde ik dat ik vanaf het balkon van het flatgebouw waar moeder woont een stelletje Duitsers doodschoot. Ik, die nog geen vlieg dood kan slaan, droomde dat! Is het niet erg? Ik zag ineens dat er achter een struikje nog een soldaat lag. Hij keek zeer boos naar boven en zag mij staan. Ik wuifde hem toe, maar dat vond hij zeker niet leuk, want plotseling hoorde ik kogels fluiten en ik dook weg achter de balustrade van het balkon. Toen kroop ik op handen en voeten naar de deur, maar stootte mijn hoofd tegen zo’n ouderwetse ijzeren ligstoel. Au! Ik wist niet dat er op die ligstoel ook nog een hond lag te slapen, zo’n klein keffertje, weet je wel? Misschien was ze wakker geworden van al dat lawaai om haar heen en daarom zeer nijdig geworden. Ze schoot op mijn benen af en ik schopte naar haar. Toen werd ik wakker!
Ik had het keukenmuurtje een enorme trap gegeven en het gevolg was dat de gebloemde theekopjes op hun schoteltjes dansten in hevige verontrusting … twee kopjes aan diggelen op de grond. Dat maakte leuke muziek in de stille flat. Voor moeder is dat niet zo erg, die slaapt rustig door want ze is al wat doof. Maar Tina was natuurlijk wakker geworden. “Wat heb je toch,” fluisterde ze, “lag je te dromen?”
Voor alle zekerheid zijn we de volgende nacht maar andersom gaan liggen, zodat ik met mijn tenen tegen de klerenkast lag.
Zo legden we ons dan de volgende nacht weer ter ruste. Zoals iedere nacht, moest ik weer tien koppen koffie, twee glazen melk en drie Berenburgertjes kwijt. Een lange reis hoefde ik daarvoor niet te maken want de WC deur was vlak naast me.
Nu bengelen er in Nederlandse bejaardenflatjes verschillende touwtjes aan het plafond. Je trekt aan een rood touwtje en dan weet de beheerder beneden dat er in flat 809 wat loos is. In slaapkamers en wc’s heeft men ook touwtjes om de lampen uit te doen. Dan zijn er nog touwtjes voor luchtverversers in de wc’s. Nederlanders doen de hele dag niets dan touwtjes trekken. Je doet iets, je wilt iets … trek maar aan een touwtje!
Ik strompel dus naar de WC en in mijn slaap dronkenschap trek ik aan het eerste het beste koord. Er floept een rood lichtje aan. Dat is zeker het nachtlichtje, dacht ik nog, ze zijn anders zo royaal in Nederland, waarom nou bekrimpen op een beetje licht! Enfin, in dat spookachtige rode licht verrichtte ik met een beetje meer nauwkeurigheid de bezigheid waar ik voor gekomen was en ging fluks terug naar bed.
Ik lag met mijn brede rug tegen de voordeur. Een paar ogenblikken later hoor ik iemand aan de deur. Tina, lichte slaapster als ze is, wordt wakker zodra ze iemand aan een deur hoort morrelen. Dat is nog uit de tijd toen onze zoontjes mannen werden en ‘s avonds laat thuiskwamen van hun diverse meisjes. Ik verwachtte nu ook dat ze zou zuchten: gelukkig, die is weer heelhuids thuis. Maar deze keer reageerde ze anders. Ze duikt met haar hoofd onder de dekens, want ze weet ogenblikkelijk dat dit haar huis niet is. “Een inbreker, Wim, doe wat,” fluistert ze.
Nu ben ik nooit bang geweest. Ik schuif mijn honderd kilo wat dichter naar de deur, ofschoon ik wel weet dat die deur toch niet open kan vanwege het matras dat ervoor ligt. Nu hoor ik een sleutel in het sleutelgat … Verdraaid deze dief kan alle flatjes leegstelen zonder dat er een haan naar kraait. Ik druk beide handen stijf tegen de deur, maar kan niet voorkomen dat ze met een kiertje opengaat. Een hoofd kan er niet door, wel een stem …
“Oh, liggen jullie nou in het halletje? Ik moet er wel even in want je moeder heeft aan het touwtje getrokken. Zelfs met haar hoofd onder de dekens hoort mijn vrouw de schor-zachte stem van de beheerder … hij rookt te veel. Snel slaat ze de dekens terug en even snel is ze bij moeders bed. Per slot van rekening is ze gediplomeerd wijkverpleegster. Ik verschuif het matras wat, zodat de beheerder met zijn lange Friese lichaam door de deur kan. Tina is alweer terug. “Ze slaapt heerlijk, hoor!”
De beheerder gaat toch nog even poolshoogte nemen. Loos alarm? Dat kan niet! Niet in zijn gebouw! Iemand heeft aan een touwtje getrokken. Dan gaat mij er een rood lichtje op … Geduldig laat ik me uitleggen waar al die touwen in de WC voor zijn. Er hangt er een om het plafondlicht aan te doen. Het rode touwtje is er voor het waarschuwingssysteem, en het derde touwtje zit aan een Lysol spuitbuisje vast om kwalijke luchtjes te verdrijven. Ik zei tegen de beheerder dat de rode kleur van het alarmtouwtje weinig zin maakte in het donker. “Wel Wim, jonge,” zei hij, “laat dan het plafondlicht aan in de WC, dat doet je moeder elke nacht!” Toen zijn we naar het balkon gevlogen, waar onze hartelijk lach over de stad Leeuwarden daverde. En wil je het geloven? … er lag daar een hondje te slapen op een klapstoeltje. Hij kefte en vloog me naar de benen … de tweede keer die nacht!
De volgende morgen wilde ik moeder het verhaal in geuren en kleuren vertellen, maar Tina dacht dat het te enerverend voor haar zou zijn. Maar ik moest het toch ergens kwijt … heb je nog een berenburgertje onder de kurk, jonge? Nee? Dan moet ik even naar de auto …
Leave a Reply