Geboren 24 Mei 1891 te West Terschelling.
In het voorjaar van 1903 had ik de lagere school doorlopen en dat betekende meehelpen op de boerderij. Maar in de winter was er voor al de jongens geen werk op de boerderij en daarom raadde het hoofd van de school mij aan daar terug te komen. Ik kwam in de zgn. zevende klas bij meester Wichers. Van 1904 tot 1907 kwam ik op de beurtvaarder van J. Roos. Toen begon mijn loopbaan bij de koopvaardij. Op 28 April 1907 monsterde ik als messroom jongen aan op het S.S. “Danae” van de KNSM. Van eind 1907 tot 1910 voer ik als lichtmatroos op de stoomschepen “Maasland”, “Amstelland”, en “Zaanland” van de Zuid Amerika Lijn. In 1910 werd ik matroos op het S.S. “Willy” van de Mij. Berghuis in Amsterdam, in 1912 matroos-liergast op het s.s “Castor”. Daarna was ik nog een half jaar liergast op het s.s. “Bachus”, met een onderbreking voor de militaire dienst: zee milicien bij de marine.
In de herfst van 1913 ging ik naar de zeevaartschool, op de voorbereidende cursus voor de ‘stuurman tafel’. Daarna ben ik in 1914 op aandringen van directeur J. Knop doorgegaan op de ongeregelde cursus voor het behalen van het diploma 3e Stuurman G.H.V. Eerst was het mijn bedoeling na de voorbereidende cursus te solliciteren bij het loodswezen. In April 1914 behaalde ik het diploma. Meteen moest ik vijf weken in dienst voor herhalingsoefeningen en toen, op 1 Juli 1914, begon mijn loopbaan bij de S.S.M. (Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij N.V. te Rotterdam). Met de mobilisatie moest ik weer in dienst, op 4 Augustus 1914, en werd via Den Helder op Terschelling geplaatst, als schrijver en oppasser van een kapitein van de Marine.
Mijn dienst verrichtte ik in de oude betonningsloods, naast het ouderlijk huis, dus daar bofte ik mee. Op 9 Januari 1916 werd ik uit de militaire dienst ontslagen en de dag daarop ging ik als tweede stuurman naar zee op het S.S. “Gaasterland”, onder kapitein J. Bloem, met als tweede stuurman ook een Terschellinger, Nico Ree. Van 19 December 1916 tot 20 Januari 1918 was ik eerste stuurman met dispensatie. We maakten reizen op Engeland en voeren vaak met Engelse schepen in konvooi, waarvan ik er veel ten onder heb zien gaan.
In 1918 ging ik opnieuw naar de zeevaartschool en in deze studietijd maakte ik de verhuizing van de oude zeevaartschool naar de nieuwe W.B.D aan de Burg. van Heusdenweg mee. De opening van de nieuwe school, of liever het begin van de lessen, werd vertraagd door de heersende Spaanse griep. Op 20 December 1918 moest ik examen doen voor 2e Stuurman G.H.V. Toen ik op de 18e met de “Minister Kraus” naar Harlingen ging, waren ook de kapiteins Volkert Stobbe en Leendert Bakker aan boord, die wilden weten waar ik naar toe ging. Op mijn antwoord dat ik examen moest doen in den Haag kreeg ik als opkikkertje mee: do kanst better derekt wer mei de boat ferom gean, want dat wordt toch niks. Maar op 20 December had ik het diploma op zak. Proost!
Ik heb meteen de studie voortgezet voor eerste stuurman G.H.V. dat ik in April 1919 behaalde. Tot 1921 voer ik als eerste stuurman op het S.S. “Schieland” en “Hoogland” en op 11 Augustus werd ik kapitein op het laatste schip. Sindsdien heb ik op verschillende schepen van de maatschappij gevaren.
Bij het uitbreken van de Tweede W.O in 1940 was ik kapitein op de “Friesland”, dat toen in Engeland was. Ik maakte er daarna reizen mee langs de Engelse kust, naar Canada en West-Afrika, tot het op 27 Oktober 1941 door oorlogsgeweld ten onder ging. Hetzelfde jaar kreeg ik het commando op het S.S. “Hoogland”. In 1943 werd mij te London door Koningin Wilhelmina persoonlijk het Kruis Van Verdienste uitgereikt. Op voordracht van de minister van Marine, J.Th Furstner, werd ik op 19 December benoemd tot Luitenant ter Zee der 1e kl K.M.R. (tijdelijk verband). Ik werd ingezet ten dienste van het Loodswezen te Ostende en later Terneuzen, tot ik op 1 Februari 1946 eervol ontslag uit deze dienst kreeg.
Ik kwam weer bij de S.S.M. als kapitein van het m.s. “Seaham”, vervolgens op de Haskerland, Gaasterland, Hoogland, Jacob Cats (Liberty ship) en Zeeland. Mijn laatste reis was op het nieuwgebouwde m.s. “Friesland”.
Op 21 Juni 1951, ruim 47 jaar nadat ik mijn eerste reis met het zeiltjalk van J. Roos maakte en na bijna dertig jaar als kapitein gevaren te hebben, werd ik gepensioneerd en ging wonen in het verbouwde ouderlijk huis aan de Willem Barends Kade.
Leave a Reply