Middledom

Memoirs

Hendrik de Jong (1896 – 1982)

Schooljaren

De onderwijzeres van de eerste klas was juffrouw Seldersbeek. Of ik toen al een rapport meekreeg weet ik niet, maar ik ging over naar de tweede klas. Daar ging het niet zo best bij onderwijzeres Vellekoop, maar ik heb zeker goed mijn best gedaan want ik kwam in de derde klas bij juffrouw Olthof. Dat was een zeer strenge juf. Als je je handen niet gebruikte, moest je ze stijf over je borst vouwen. In de vierde klas was meester Kaptein, een vrijgezel die later met een dochter van bakker Rinze Kreger trouwde. Die dochter zat bij mij in de klas en toen had de meester zeker al een oogje op haar. Dat gaat soms zo. Vervolgens naar de vijfde klas bij meester Thijm. Die man had geen gelukkig huwelijk, want zijn vrouw was zenuwpatiënt en naar ik meen opgenomen in een gesticht. Meester Menage in de zesde klas werd nooit kwaad. Die beste man leed aan toevallen. Ik zie nog meester Thijm voorbij stormen toen we hem vertelden dat meester Menage bij de boerderij van Wed. Schroo, die vlak bij de school stond, op de grond lag met schuim op zijn mond. Gelukkig kwam hij altijd nogal weer vlug bij en dan was het weer goed met hem.

Op 24 November 1908 strandde het Italiaanse 3- mast schoenerschip Fernando op de Noordergronden van West Terschelling. Het schip was geladen met hout en op weg van Riga naar Swansea, bemand met 14 koppen. Om 1 uur ‘s nachts werd het schip opgemerkt door de kustwacht van de Brandaris. Omdat de zee erg woest was werd gewacht met het uitvaren van de reddingboot tot half zes in de morgen. De Neptunus ging naar buiten met de reddingboot achter zich aan op sleeptouw. Aan boord bevonden zich 12 man, t.w. Klaas Knop-schipper, H. Former, J. Brouwer, A.Starrenburg, J.Gorter, Joe Brouwer, Teunis Brouwer, C. Wiegman, S. Wiegman, G. de Beer, Steven Knop (zoon van de schipper) en Steven Wiegman.

Om 11 uur ‘s morgens zag men de Neptunus terugkeren met de vlag halfstok en geen reddingboot op sleeptouw. Spoedig werd bekend gemaakt dat de reddingboot was omgeslagen. Ik zat toen in de zesde klas en om 11.30 kwam de hoofdonderwijzer Wichers ons vertellen dat de reddingsboot was omgeslagen. Er waren bij ons in de klas jongens en meisjes waarvan de vaders in de reddingsboot plaats hadden genomen. Dat was een consternatie. We zaten allen met tranen in de ogen en toen de school uitging renden we allemaal naar de wal. Daar, bij het wachthuisje Het Wakende Oog, was men bezig de levensgeesten op te wekken van G. de Boer en Klaas Knop, wat gelukkig ook gelukte.

Wat had zich er toegedragen? Ondanks de hoge zeeën zagen Klaas Knop en de roeiers kans om bij het schip te komen. Met veel moeite kreeg men vijf mannen van het schip aan boord. Alleen de kapitein met een matroos waren nog op het wrak. De reddingboot kon niet langer bij het schip blijven en men besloot te vertrekken. Toen kwam er een geweldige grondzee, die de reddingboot rechtstandig deed omslaan. Allen vielen eruit. Tien man ter water, te weten de 5 geredden en 5 roeiers zagen kans op de omgeslagen reddingboot te klimmen. De overigens dreven op 15m. afstand op hun kurkvesten. De vloed dreef de reddingboot buiten de branding.

Op de Neptunus had men dit alles gadegeslagen en onmiddellijk streek men de vlet. Acht man lieten zich daarin zakken, roeiden naar de omgeslagen boot en haalden er tien man af. De sleepboot Terschelling ging toen in de branding en vijf daar ronddrijvende drenkelingen werden opgepikt. Een van hen, Heer Former was al overleden. Klaas Knop en G. de Boer waren gewond en bewusteloos. Teunis Brouwer en Steven Knop ontbraken en werden niet gevonden. Van de twee mannen die op het schip waren achtergebleven, werd later de matroos met een gebroken been gered door de Midslander reddingboot, terwijl de kapitein waarschijnlijk in een vlaag van waanzin overboord gesprongen was. Zoals ik al schreef waren er 14 man aan boord. Zeven waren in de late avond van de 23e November al overboord gespoeld en verdronken. Een en ander was een rampzalig verhaal en ik ga nu maar verder met iets anders.

We konden op het schoolterrein en een zanderige oppervlakte fijn spelen. Op dat zandgedeelte konden we ‘trippelen.” Je groef dan een schuin gaatje in de grond. Daar kwam dan een ongeveer 25 centimeter stokje in en daar gaf je dan met een langer stokje een klap op. Het was de kunst dat kleine stokje zo’n klap te geven dat het ver wegviel. Maar je sloeg vaak mis en dan mocht je niet meer meedoen. Ook knikkeren was een mooi spel, we noemden dat ‘8 bij’. Je nam acht knikkers in de hand, en dan moesten er vijf in het gaatje komen en drie er buiten – of een oneven getal. Bij een even getal had je het verloren. Op een goeie dag werd ik bij dit spel zo kwaad op mijn zuster Griet, dat ik mijn klomp in de hand nam om haar daarmee te gooien. Maar de klomp ging de verkeerde kant op en kwam door de ruiten terecht op de tafel van Willem Bloem, die net zat te eten. Het glas van die ruit kwam terecht in de middag pot. Nou, dat was niet best! Ik ben niet blijven staan maar ging er vandoor. Later zal ik wel een pak voor mijn broek gehad hebben van mijn ouders. Het rechte hiervan weet ik niet meer.

De vrouw van Gerrit de Boer zat bij zonnig weer altijd op de stoep met een kind aan de borst. Ze had altijd veel bekijks van ons schoolkinderen. Ze had schijnbaar altijd genoeg melk want als haar andere jonge kinderen bij haar rondhingen, was het: hier, zuig ook maar even, en dan hingen er twee aan haar borst tot groot vermaak van ons allen.

We hadden een schoolkoor onder leiding van meester Redeker, die een houten been had. Nou, dat we me nog eens zingen. Als het dan heel mooi ging, nam die meester zijn been er af en dirigeerde er mee. “Langs Berg en Dal Klinkt Hoorngeschal” was dan een van de mooiste liederen die we zongen. Aan de zevende klas ben ik nooit toegekomen want ik moest helpen op de boerderij. Mooie schooljaren in een landelijke omgeving. Zoiets blijft je je hele leven bij.

[English translation]

0
SHARE THIS:

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *