Het weer is ineens omgeslagen. Als Opa ‘s Morgens wakker wordt hoort hij de wind om het huis gieren en vlagen regen tegen het raam smijten. Dus zo kan het hier ook! Als hij beneden komt zit het hele gezin mistroostig om de keukentafel. Ze hadden Opa wat van de mooie omgeving willen laten zien, maar dat gaat nu wel over. “Nou, het lijkt erop dat ik Hollandse weer meegenomen heb,” probeert Opa om ze wat op te beuren, “mensen, jullie zitten om zo’n beetje regen toch niet in zak en as? Vooruit hoor, ik ga even een krentenbolletje eten, en dan maken we dat we wegkomen.”
“Ach Pa,” mompelt Pieter sloom, als een herkauwende koe zijn boterham met ‘n gebakken ei van de ene kant van zijn mond naar de andere kant werkende, “u kent Canada nog niet. Het regent hier altijd een hele dag en pas de volgende morgen zie je de zon weer.” “Nou, da’s natuurlijk niet helemaal waar, mijn jong,” zegt Maaike, met de ellebogen breed op de tafel, alsof ze de ganse dag zo zal blijven zitten, “soms is het maar een buitje van een uur en dan klaart de lucht weer mooi op.”
” As ik zo naar jullie luister,” zegt Opa, “dan praat ie enkel maar om tijd te verdrijven. Mensen, mensen, zulke waarheden als koeien heb ik ja in lange tijd niet gehoord. Als we nou de gulden middenweg van jullie redenaties es gingen bewandelen, dan stel ik vast dat het tegen de middag opklaart. Ik zet mijn Buma pet op, en we gaan op pad. Door de ruitenwissers kunnen we vast nog wel wat van de schone natuur genieten.” Zo is Pa nou, denkt Maaike, altijd positief!
Als ze een half uur onderweg zijn, kraait Opa van plezier. “Heb ik het je niet gezegd, Pieter, kijk nou toch es, daar zit een streepje blauwe lucht dat al maar groter wordt. Ik wil wedden dat binnen tien minuten de zon het van de regen wint.” Even later moet de luchtkoeling al aan, want de zon straalt alsof ze nooit weggeweest is. “Dat voelt ja lekker koel om de benen,” zegt Opa, “leg mie nou es uit hoe of dat wel werkt, Pieter.” En zo krijgt hij zijn schoonzoon, die er tot dus ver het zwijgen toedeed, aan de praat. “Nou mag je dat ding wel een beetje lager zetten,” zegt Opa, “want mijn kruis bevriest me zo wat.”
Opa vindt wel dat Pieter ontzettend langzaam rijdt. Heel anders dan Gerard, die met zo’n 180 kilometer per uur over de Nederlandse wegen knalt. “Als je om mij wat voorzichtiger rijdt Piet, dat hoeft niet hoor jong. Druk gerust maar wat harder op ‘t gaspedaal, ik kan er wel tegen.” Maar Piet beweerd dat er voorbij elke bocht een politieauto kan staan, en bovendien, ze zijn immers met vakantie. “Zo is het krek, hoor,” zegt Opa, “maar als ik er nou nog aan denk met wat voor ‘n vaart Gerard mij naar Schiphol bracht, dan lijkt het mij toe of ik nou stil sta. Maar ja, zo’n grote bestelwagen, die zal ook wel niet zo hard kunnen rieden als Gerard’s Toyota.”
Dat is Pieters eer te na. “Dacht ie van niet, vader? Nou, dat zal ik u dan es laten zien.” Meteen schiet de wagen vooruit. De jongens kijken elkaar verwonderd aan. Is dit hun bedaarde vader, die nooit over de honderd rijdt? “Nou moet je ophouden met die gekkigheid hoor,” schreeuwt Maaike, “toe, Pieter, slow down!” Maar Pieter is ineens met vakantie, dan kun je doen en laten wat je wilt. Geestdriftig roept hij: tjonge, ik wist niet dat dit ding zo hard kon rijden, ik zit al over de 160! Opa klemt zich met de rechterhand aan de deur vast. Hard rijden in zo’n beest van een auto is wel even wat anders dan in een kleine personenauto!
Er zit een flauwe bocht in de weg en gewoontegetrouwe verlaat Pieters voet het gaspedaal. Zo’n hoge bestelwagen floept zo op zijn kant als je te hard door een bocht rijdt. Maaike roept: Daar heeft ie het al, Pieter, er zit een politieauto achter je, je bent er gloeiend bij. “Wat zegt ze nou weer,” vraagt Opa. Dan hoort en ziet hij het al: luchtalarm en een rood licht. Pieter zet de auto aan de kant van de weg en zegt somber: dat wordt een boete van over de tweehonderd dollar. Opa schrikt. Och, och, dat is toch begrotelijk geld! Voor dat geld was hij al halverwege de oceaan…
Hij draait zich in zijn stoel en buigt zich naar Pieter toe. “Wat jammer toch jong, dat we nou zo’n vaart moesten hebben om dat vuiltje uit de benzineleiding te blazen…” Pieter schijnt hem niet te begrijpen!
De agent heeft wel een vriendelijk gezicht, vindt Opa, dus mag het wel meevallen. Hij zegt: you were driving sixty kilometers over the speedlimit, sir, but because you people seem to be on holidays, I’ll make it fifty.
Pieter zit als een verlegen schooljongetje achter het stuur, zijn hoofd rood als een biet. Dan begint hij, eerst wat schuchter, met de agent te praten… Even later draait Pieter het raam omhoog en rijden ze door!
Maaike is intussen van plaats veranderd met John, die vlak achter Pieter zat. “Hoe kan dat nou, Pieter, hoe heeft ie dat nou versierd. Hij laat je zo maar doorrijden?” Met een stralend gezicht steekt Pieter een heel relaas af in het Engels. Opa draait zich helemaal om. De twee jongens hebben reuze schik, maar kleine Sarah lacht helemaal niet. Ze trekt Maaike aan de mouw en fluistert haar wat in het oor. Maaike zegt: a little bit, Sarah, a little bit… but is was a lot of money!
“Vertel mij nou es in goed Drents hoe je van die politieman afgekomen bent,” vraagt Opa, als de rust teruggekeerd is in de auto. “Dat doe’k later wel es een keer, Pa…in ieder geval, ie hebt mij flink ‘geholpen!” Dus toch, denkt Opa.
Nou gaat het weer met een slakkengangetje. Van de schrik rijdt Pieter nog langzamer dan zonet. “Zo komen we er ook wel,” zegt Opa. Maaike vraagt of hij ook zuurtje wil. “Nee heur wichtje,” zegt Opa, aan zijn lege pijp trekkend, “daar ken ik niet zo goed tegen vanwege…””Jaja, dat weten we al,” zegt Maaike lachend., “De volgende picknick area niet met een gang voorbij rijden hoor Pieter, zoals je gewoonlijk doet.”
Het wordt een mooie middag. Ze maken nog de boottocht in het ‘Duizend Eilanden’ gebied, waar men de prachtigste zomerhuisjes vindt. Opa kan er niet over uit dat zoveel Canadezen twee huizen bezitten. Pieter vertelt dat je hier vroeger een eilandje kon kopen voor een appel en een ei. Tegenwoordig zijn die zomerhuisjes veel te duur om ze nog aan te schaffen. “Jullie wonen in een rijk land,” zegt Opa, “maar toch, als je langs de wegen rijdt, zou je dat niet zo zeggen, want eerlijk gezegd vind ik het hier en daar maar wat rommelig. “Wij leven hier in een vrij land, vader,” zegt Pieter, “wij laten ons niet steeds de wet voorschrijven zoals in Nederland. Als je hier rommel om je huis wilt hebt…dat moet je zelf weten.” Sara zit helemaal op het puntje van de boot. Opa gaat naast haar zitten en slaat zijn arm om haar heen. Wat een lief, rustig kind! “Ha, you were dreaming here on the front of the ship,”zegt Opa, “water is so nice, he?” Ze legt haar hoofdje tegen zijn arm en zo blijven ze een hele poos zitten. Ineens kust ze hem op de wang. “I love you, Opa.” Zelfs zonder auto of boottocht, zonder zonneschijn en kabbelend water, maakt dit ene moment deze middag een van de mooiste middagen in Opa’s leven. Hij drukt het meisje even stijf tegen zich aan…dank U, Heer, dank U! Ik wordt oud, denkt hij dan, de tranen branden mie te vaak achter de ogen…
Leave a Reply